
 
        
         
		oproerige  prinsen  in  hun  hoofdkwartier  aan  te  tasten.  Zij vonden  
 echter  die  plaats  bijna  geheel  door  den  vijand  verlaten.  Het  
 was  reeds  toen  de  taktiek  van  Dipá  Negará  alle  groote  gevech-  
 ten  te  vermijden,  maar  op  het  moeilijke  en  hem  zooveel  beter  
 dan  zijnen  tegenstanders  bekende  terrein,  de  Europeanen  door  
 gedurige  kleine  aanvallen  te  verontrusten  en  af  te  matten.  Van  
 Geen  hield  met  een  deel  der  troepen  te  Silarong  stand,  waar  
 hij  echter  gedurig  door  den  vijand  werd  bestookt.  Terwijl  hij  
 zieh  niet  zonder  inspanning  handhaafde,  zond  de  Luitenant-  
 Gouverneur,  die  met  de  overige  troepen  naar  Jogjakarta  was  
 teruggekeerd,  eene kolonne  onder  Kolonel  Cochius naar Kadoe,  in  
 welk  nog  zoo  kortelings  van  de  Vorstenlanden  gescheiden  gewest  
 de  bevolking  den  opstand  begunstigde  en  herhaalde  inval-  
 len  der  muitelingen  de  onrust  gaande  hielden.  Deze maatregelen  
 bleven  niet  zonder  vrucht,  en  toen  de  in  October in Madioen en  
 Patjitan  uitgebroken  onlusten  spoedig  weder  bedwongen  waren  
 en-in  Banjoemas  en  Bagelen  onze  troepen  den  vijand  herhaal-  
 delijk  hadden  uiteengedreven  ,  schenen  de  zaken  een  günstiger  
 aanzien  te  bekomen.  Zelfs  in  Jogjakarta  scheen  de  bevolking  
 tot  beter  gezindheid  terug  te  keeren,  zooals  bleek  uit  hare  
 bereidwilligheid  om  den  grooten  weg  van  de  hoofdstad  naar  
 Brossot  te  hersteilen.  Zij  moest  echter  zwaar  daarvoor  boeten:  
 bij  een  tocht  naar  Bantoel  en  Kasihan  zagen  onze  troepen  
 de  op  Dipa  Negara’s  last  afgeslagen  hoofden  der  loerahs  
 of  bekels  die  daartoe  last  hadden  gegeven,  op  lange  bamboesta-  
 ken  längs  den  weg  tentoongesteld.  Inmiddels  was  den  3den  
 October  de  jonge  Sultan  met  veel  staatsie  nit  het  fort  naar  
 den  kraton teruggevoerd, en waren  zijn oudoom en overoudoom,  de  
 Pangérans  Moerda-ning-Rat  en  Panoelar,  in  plaats  van  de  oproerige  
 prinsen  tot  voogden  over  hem  aangesteld,  als  hoedanig  
 zij  den  1sten  November  plechtig  door  den  resident  van  Seven-  
 hoven  werden  ingehuldigd. 
 De vergevorderde  regentijd  had  nu  de  krijgsverrichtingen  zeer  
 bemoeilijkt,  en  van  den  gedwongen  stilstand der vijandelijkheden  
 maakte  de  Luitenant-Gouverneur  gebruik  om  het  oorlogstooneel  
 voor  een  korte  poos  te  verlaten,,,ten  einde  het  bestuur  als 
 waarnemend  Gouverneur-Generaal  uit  handen  van  den  baron  
 van  der  Capellen  over  te  nemen,  die  vooral  door  zijne  finan-  
 cieele  maatregelen  het  ongenoegen  des  Konings  op  zieh  geladen  
 en  stelligen  last  ontvangen  had  om  met  het  einde  des  jaars  het  
 bewind  neder  te  leggen,  terwijl  de nieuwe Commissaris-Generaal  
 du  Bus  reeds  sedert  het  laatst  van  September  uit  Nederland  
 naar  Java  op  reis  was.  De  overdracht  des  bestuurs  aan  
 Generaal  de  Kock  had  plaats  op  den  l sten  Januari  1826  en  de  
 baron  van  der  Capellen  verliet  de  hoofdstad  van  Nederlandsch  
 Indie  op  den  2den  Februari,  d.  i.  op  denzelfden  dag  waarop  de  
 Commissaris  voet  aan  wal  zette.  Reeds  den  4den  ving  deze zijne  
 werkzaamheden  aan,  en  bij  proclamatie  van  den  8sten  gaf  hij  
 onverholen  te  kennen,  dat  het  herstel  der  verwarde  financien  
 door vereenvoudiging des bestuurs het hoofddoel zijner zending was,  
 waartoe  hij  de  krachtige  medewerking  aller  autoriteiten inriep 1). 
 De  generaal  de  Kock  kon  nu  naar  het  oorlogstooneel  terug-  
 keeren  en  hield  in  April  te  Salatiga  eene  samenkomst  met  de  
 residenten  van  Kadoe,  Samarang  en  Rembang,  waarin  besloten  
 werd,  dat  men  in  het  gebrek  van  voldoende krijgsmacht zooveel  
 mogelijk  zou  voorzien  door  Javaansche  barisans,  die  onder  het  
 bevel  hunner  regenten  zouden  te  velde  trekken.  Prins  Mangkoe  
 Negara,  die  goede  diensten  had  bewezen,  werd  met  het  rid-  
 derkruis  der  Militaire  "Willemsorde  3e  klasse  versierd  (het  
 eerste  voorbeeld  dat  deze  onderscheiding  aan  een  inlandsch  
 hoofd  ten  deel  viel),  en  de  generaal  de  Kock  vestigde  zijn  
 hoofdkwartier  te  Jogjakarta,  terwijl  Dipä  Negara  daartoe  de  
 dessa  Deksa,  19  palen  N.  W.  van  Jogjakarta  aan  de  Prägä,  
 had  uitverkoren.  Aanvankelijk  concentreerde  zieh  echter  de  
 strijd  vooral  om  den  ouden  kraton  van  Plered,  in  1615  door  
 Sultan  Ageng  gesticht,  een  vierkant  van  drie  palen  in  omtrek,  
 met  zware  steenen  muren,  aan  welks  behoud  den  muiters  
 veel  gelegen  was,  om  de  gemeenschap  te  kunnen  afsnijden  
 tusschen  de  hoofdplaats  en  Imagiri,  dat  door  de  troepen  
 van  den  Soesoehoenan  bezet  was.  In  April  stormenderhand 
 stbl.  n°.  6.