
gaven van dezelfde voorstelling: een naakt mansbeeld onder een
Banaspati in het middenvak, en in de vakken aan wecrszij don
kleinere beeldjes, gedeeltelijk van vrouwen. Aan den kant waar
zieh de ingang met zijne vestibule bevond, ontbrak natuurlijk
het middenvak, en vertoonden zieh alleen de beeldjes der zijvak-
ken. Boven die basreliefs liep een kroonlijst om het gebouw, en
daarboven verhief zieh het zeer samengestelde dak, dat eerst
twee, telkens een voet terugspringende verhoogingen vormde,
dan loodreeht met aeht zijden omhoog steeg, vervolgens in een
koepelvormig toeloopend cirkelrond overging en in een massie-
ven Vierkanten steen als topstuk eindigde. Bovendien was alles
aan deze daken met lofwerk bebeiteld en droegen zij op de om*
gangen, door de verhoogingen gevormd, soortgelijke voorstellingen
der vereeniging van lingga en joni als wij bij Tjandi Loemboeng
op merkten. In de nissen dezer tjandi’s is nergens beeldwerk meer
voorhanden, en de eenige beeiden die men, meestal zwaar
geschonden, in de nabijheid gevonden heeft, zijn klaarblijkelijk
Boeddha-beelden.
Ik moet bij deze vluchtige bescbrijving nog een woord over
den hoofdtempel voegen, die ook vierhoekig was, met een
kamer van 21 op 18 voet, maar waartegen aan elke zijde een
langwerpig vierkant met twee achter elkander liggende vestibules
was aangebouwd. Aan de oostzijde voerde een trap van acht
treden door een hoog portaal uit de achterste vestibule naar de
kamer. De vestibules der drie andere zijden liepen blind tegen
den muur van het hoofdgebouw. Het geheel lag op een vierkant
terras van 10 voet hoogte, waarlangs men met trappen naar
de vier omgangen opsteeg, en dat voetstuk was op eenigen af-
stand omgeven door een ringmuur van gehouwen steen, die
waarschijnlijk ook vijvers voor reiniging omsloot. Wat den rijk-
dom der versiering betreft, overtrof deze hoofdtempel niet alleen
de kleinere die hem omgaven, maar alle andere bekende tem-
pels van Java. „Lofwerk“, zegt de heer Brumund, „koraaltrossen,
guirlandes, sierlijk door elkander slingerende gebogen lijnen,
vakken met ruiten of cirkels, door op elkander geplaatste pilasters
weder gescheiden, en waarin verschillende dieren: herten,
koeien, leeuwen en tijgers, zijn uitgehouwen, wisselen elkander
in rijken, nergens elders nog aanschouwden overvloed af. De
hoofdtempel van Tjandi Sewoe is eenig schoon onder alle tem-
pels van het oude Java.“
Nog verdient het opmerking dat Tjandi Sewoe ook zijn voor-
tempels had, die in de richting der vier hoofdwindstreken op
vrij aanmerkeljjken afstand tegenover de vier hoofdingangen lagen.
Zij moeten grooter en prächtiger dan de vele kleinere tempels
geweest zijn en alleen voor den middent'empel hebben onderge-
daan. Den zuidelijken voortempel noemen de Javanen Tjandi
Boebrah, de verwoeste tempel. De naam duidt reeds aan, dat
hij deelt in de algemeene verwoesting die verreweg het grootste
deel der tempels van Tjandi Sewoe in loutere puinhoopen heeft
verkeerd. Yan de noordelijke en westelijke voortempels is nog
veel minder overgebleven, zij zjjn schier geheel onkenbaar geworden.
Alleen de oostelijke, Tjandi Asoe, kan nog eenig denkbeeid
geven van de kwistige versiering die ook aan die voortempels
is ten koste gelegd.
Ik kan niet inzien op welken grond men Tjandi Sewoe zoo
vaak voor een Boeddha-heiligdom verklaard heeft. Al de beeiden
uit het inwendige der tempels zijn verdwenen, maar telkens vindt
men die vereeniging van drie nissen terug, die elders steeds voor
den grooten boeteling, voor Doerga en voor Ganesa bestemd zijn.
Zeker is het dat men hier ook Boeddha-beelden vond, maar, zoo
het schijnt, alleen uitwendig aangebracht, gelijk aan Tjandi Kali
Bening en Tjandi Loemboeng. Ik acht het ’t waarschijnlijkst dat
in al die tempels Siwa onder den vorm van den 'lingga het
hoofdvoorwerp der vereering was, en dat de zoo vaak voorkomende,
ten getale van drie met elkander verbonden nissen steeds voor
de beeiden der drie zooeven genoemde godheden bestemd waren;
maar dat de Siwaieten van Prambanan, die met hunne Boeddhis-
tische naburen in goede verstandhouding leefden, ook Boeddha
onder de voorwerpen hunner vereering hadden opgenomen.
Het zou echter vermetel zijn hier een besliste uitspraak te
willen doen, te meer daar twee andere, in de nabij heid gelegen
tjandi’s, Tjandi Plaossan genaamd, een zeer bepaald Boeddhis-
7 *