
 
        
         
		antwoordelijke  roekeloosheid  gehandeld  had.  Natuurlijk  viel thans  
 op  deze  kust  niets  meer  uit  te  richten.  Men  stuurde  nu naar het  
 eiland  Bawean,  eene  volksplanting van Djapara, waar het onbruik-  
 baar  geworden  schip  Amsterdam  verlaten  en  verbrand  werd. Het  
 overschot  der  vloot  zeilde  in  Januari  1597  naar  straat  Bali,  en  
 ankerde  voor  Balambangan,  om  er  hulp  en  verversching  te  
 zoeken.  Doch  de  Hindoevorst  van  dat  rijk  werd  op dat oogenblik  
 fel  bestookt  door  den  regent  van  Pasoeroean,  en  ofschoon  hij  
 van  Bali  en  Soembawa  eenige  hulp  had  ontvangen,  nauw  in  
 zijne  hoofdplaats  belegerd.  Deze  krijg  hangt waarschijnlijk sarnen  
 met  de  pogingen  met  zooveel  volharding  door  den  Senäpati Soetä  
 Widjäjä  aangewend,  om  Java’s  Oosthoek  aan  Matarams gezag te  
 onderwerpen  ').  Toen  Olivier  van  Noort  den  3<3en  p ebr.  1601  
 Djaratan  bezocht,  vernam  hij  daar  dat  Balambangan  door  den  
 regent  van  Pasoeroean  was  ingenomen  en  de  Hindoevorst  met  
 zijn  geheele  geslacht  was  verdelgd  2).  Eehter  was  de  onderwer-  
 ping  van  dit  gewest,  waar  het  Hindoeisme  van  Bali  gedurig  
 nieuw  voedsel  ontving,  ook  nu  niet  duurzaam,  zooals  beneden  
 blijken  zal. 
 De siechte ankergrond, gevoegd bij den treurigen toestand waarin  
 het  rijk  van  Balambangan  verkeerde,  noopte  onze  reizigers naar  
 Bali  over  te  steken,  waar  zjj  eindelijk  een  vriendelijk  onthaal  
 vonden.  Doch  hierbij  mögen  wij  niet  Btilstaan.  Den  27sten  Feb.  
 1597  werden  de  ankers  gewonden  en  om  het  zuiden  van  Java  
 heen  werd  de  terugtocht  naar  Nederland  ondernomen,  waar  de  
 reizigers  den 14den Augustus,  na een afwezigheid van 28 maanden,  
 aankwamen. 
 Het  geluk  was  onzen  voorvaderen  dienstig  om  den  kwaden  
 indruk  uit  te  wisschen,  dien  het  eerste  bezoek  van Niederländers  
 te  Banhgn  had  achtergelaten.  Kort  na  het  vertrek  van  Houtman  
 waren  eenige  Portugeesche  schepen  voor  de  stad  versehenen,  in 
 *1  Vgl.  boven ,  bl.  264.  De  avontunrlijke  historie  door  Valentijn,  IV.  1 .77, als oor-  
 zaak  van  den  krijg  tusschen  Pasoeroean  en  Balambangan  vermeld,  plaatst  Domis,  de  
 Residentie  Pasoeroean,  bl.  7 2 ,  in  een  later  tijdvak,  en volgens  hem waren toen Balambangan  
 en  Pasoeroean  tegen  Mataram  verbonden.  Ik  hond  het  geheele  verhaal  onder  
 beide  vorraen  voor  een  sprookje. 
 2)   Schipvaerd  Oliviera  van  Noort,  in  D.  I.  van  Begin  en  Voortgang,  bl.  52. 
 de  verwachting  van  de  Niederländers  daar  nog  te  vinden, en met  
 het  oogmerk  om  hunne  gevreesde  mededinging  in  de geboorte te  
 smoren.  Toen  hun  de  prooi  ontgaan  was,  keerden  de Portugeezen  
 zieh tegen de Bantenners,  door wie zij zieh misleid waanden, en maak-  
 ten  zieh  meester  van  eenige jonken. De Bantenners, over deze daad  
 van  zeeroof  verbitterd,  overvielen  drie der Portugeesche schepen,  
 die  zij  vol  geroofd  goed  vonden,  en  maakten  de  bemanning van  
 kant,  terwijl  de  overige  schepen  een  overhaaste  vlucht  namen  ').  
 Maar  het  schijnt  dat  de  Bantenners  met  hunne  overwinning verlegen  
 en  voor  de  gevolgen  hunner eigen stoutmoedigheid hevreesd  
 waren,  en  nu  zij  met  de  Portugeezen  gebroken  hadden,  was  de  
 nieuwe  verschijning  der  Niederländers  hun  welkom. 
 Den  25sten  November  1598  kwamen  drie  schepen van de vloot  
 van  Jakob  van  Neck  voor  Banten  ten  anker.  Zij  hadden, vooral  
 door  de  kracht  van  eenige  wel  bestede  geschenken,  reed.s  volle  
 lading  ontvangen,  toen  op  den  laatsten  dag  des  jaars  ook  de vijf  
 overige  schepen  van  die  vloot, met  vliegende topstanders en vlag-  
 gen  en  onder  het  gebulder des  geschuts, voor die stad versehenen.  
 Yoor  nog  een  dezer  schepen  werd  hier  de  lading  verkregen,en  
 de  vier  bodems  voerden gezamenlijk 600,000 pond peper,  250,000  
 pond  nagelen,  2000  pond  muskaatnoten,  200  pond  foelieen  100  
 pond  lange  peper  behouden  naar  het  vaderland,  derijkste  lading  
 die  ooit  in  Holland  was  aangebracht.  De  vier  overige  schepen  
 vertrokken  den  8sten  Januari van Banten naar de  Specerij-eilanden.  
 Zij  deden  Djakarta,  Toehan,  Gresik  en  Djaratan  aan  en werden  
 overal  wel  ontvangen.  Alleen  te  Arishaja  op Madoera moesten zij  
 de  gevolgen  van  het  wangedrag  hunner voorgangers ondervinden.  
 De  regent  maakte  zieh  meester  van  drie  sloepen  en  eischte  het  
 grootste  stuk  metalen  geschut  op  de  vloot  als  losprijs  voor  de  
 gevangen  manschap.  Bij  een  poging  om  de  gevangenen  tebevrij-  
 den,  sloegen  twee  sloepen  in  de branding om, waarbij  15 mannen  
 het  leven  verloren  en  eenige  anderen,  in  handen  des  vijands  
 vallende,  het  aantal  gevangenen  tot  50 deden stijgen. Men slaagde  
 er  echter  in  hen  allen,  met  opofferingeenerbelangrijkegeldsom, 
 x)  Journ  v.  Heemskerck  bij  de  Jonge,  IT.  397.