
 
        
         
		te  stellen.  Den  waarborg  voor  rüstige  ontwibkeling,  die  bleek  
 te  vergeefs  in  de  verhefBng  van  Radja  Kanoraan  gezöcht  tezijn,  
 meende  hij  nu  in  verdere  besnoeiing  van  de  macht  der  inland-  
 sche  vorsten  te  moeten  zoeken.  Den  2den  Februari  1809  stelde  
 hij  een  nieuwe  organisatie  van  Tjeribon  vast,  waarbij  hij  dat  
 gewest  zonder  omwegen  als  eene  ingelijfde  provincie  behandelde.  
 Het  geheele  gebied  der  residentie  Tjeribon  werd gesplitst in twee  
 prefecturen  of  landdrostambten.  De  noordelijke  omvatte het eigen-  
 lijke  Tjeribonsche  rijk,  met  andere  woorden  de  tegenwoordige  
 residentie  Tjeribon  met  uitzondering  van  Galoe,  dat  met  Lim-  
 bangan  en  Soekapoera  de  zuidelijke  prefectuur  uitmaakte  ').  De  
 Sultans  behielden  hunne  titels,  maar  zouden  slechts  als  ambte-  
 naren beschouwd worden  en het  gezag  oefenen  van  gewone  regen-  
 ten.  De  noordelijke  prefectuur  zou  daarom  gesplitst  worden  in  
 drie  zooveel  mogelijk  gelijke  deelen.  Werkelijk  werd, bjj  nadere  
 beschikking  van  13  Maart,  aan  Sultan  Sepoeh  het  zuidoosteljjk  
 deel  des  rijks,  hoofdzakeljjk  overeenkomende  met  de  tegenwoordige  
 regentschappen  Koeningan  en  Tjeribon,  aan  Sultan  Anom  
 het  middendeel,  thans  het  regentschap  Madjalengka  vorm ende,  
 en  aan  Sultan  Tjeribon  het  westelijk  deel,  thans  het regentschap  
 Indramajoe  met  de  partikuliere  landen  van  Indramajöe  en  Kan-  
 dang  Auer, toegewezen.  De  hoofdnegerie  Tjeribon  met  de  daar-  
 onder  behoorende  rijstvelden  werd tusschen de  beide  eersten  ver-  
 deeld  2).  Ieder  dezer  drie  deelen  bevatte  ongeveer  4300  jonken  
 rijstveld  en  80,000  zielen.  De  contingenten  door  de  drie  regentschappen  
 op  te  brengen,  werden  bepaald  op  30000 rijksdaalders  
 in  geld  en  2000  kojans  rijst.  Bovendien  moest  ieder  huisgezin  
 500  koffieboomen  onderhouden  en  het  product  aan  de  Regeering  
 leveren  voor  4  rijksdaalders  het  pikol  van  225  ponden.  Op  gron-  
 den  niet  geschikt  voor  de  teelt  van  koffie,  zou  katoen  daarvoor 
 *)  Vgl.  boven,  bl.  517. 
 2)  De  namen  der  districten  bij  Daendels,  Org.  St.  I I .  Cheriboo,  No.  5,opgesomd,  
 komen,  behoudens  de  spelling , meestal  overeen  met die opgenoemd bij  Raffles, Java,  II.  
 278.  Over  Gebang  zie  boven,  bl.  274.  Matang  Hadji  moet  het?elfde  zijn  als  Lingga  
 Djati  bij  Raffles,  thans  Mandi  Rantja.  Benawang  (bij  Raffles  Bengawan)  moet  over-  
 eenkomen  met  Indramajoe.  en  wel  Benawang  Wetan  met  het  regentschap,  Benawang  
 Koelon  met  het  particnlier  land  van  dien  naam. 
 in  de  plaats  treden.  Voor  de  drie  regentschappen  der  zuidelijke  
 prefectuur  werd  den  318ten  Maart  1809  een regiement vastgesteld,  
 waarbij  zij  op  den  voet  der  Djakartasche  en  onder  Batavia  behoorende  
 Preanger  Regentschappen  gebracht  werden. 
 Maar  de  Sultan  Tjeribon  scheen  zieh  nog  te  veel  zijne  vor-  
 stelijke  afkomst  te  herinneren,  om  zieh  goedwillig  näar  de voor-  
 schriften  van  Daendels  te  schikken.  Hij  werd  dus  den  2den  Maart  
 1810  weder  afgezet  en  het  oostelijk  deel  van zijn gebied tusschen  
 de  beide  andere  Sultans  verdeeld,  terwijl  het  gedeelte  bewesten  
 de  Tji  Manoek  gelegen,  een  vruchtbaar,  maar  tot  dien  tijd  zeer  
 verwaarloosd  en  bij de Europeanen  schier geheel onbekend district,  
 werd  toegevoegd  aan  de  nieuwe  prefectuur  Krawang,  die  den  
 2den  Maart,  1811,   door  Daendels uit de  landen  benoorden  de  Tji  
 Kao  en  de  districten  Tji  Asem  en  Pamanoekan  werd  gevormd.  
 Terwijl  bij  het  contract  met  Jogjakarta  van  10  Januari  1810  
 Galoe  aan  den  Sultan  van  dat  rijk  was  afgestaan,  werden,  bij  
 hetzelfde  besluit  van  2  Maart  daaraanvolgende, de van  de  zuidelijke  
 prefectuur  overblijvende  regentschappen  Soekapoera  en Lim-  
 bangan  met  de  Bataviasche  Preanger-landen Soemedang, Parakan  
 Moentjang  en  Bandong  en  het  tot  de  Djakartasche  bovenlanden  
 gerekende  Tji  Andjoer  vereenigd,  en  dus  het  aanzjjn  gegeven  
 aan  eene  prefectuur,  die  met  de  tegenwoordige  residentie  der  
 Preanger  Regentschappen  overeenkomt.  De  verdeeling  van West-  
 Java  begon  dus  allengs  zeer  op  de  tegenwoordige  te  gelijken.  
 Eene  andere  wijziging dier verdeeling,  die  met  de  door  Daendels  
 gelaste  uitbreiding  van  den  verkoop  van  landen  aan  particulie-  
 ren  in  verband  staat,  zullen  wij  beneden  leeren  kennen.  Thans  
 moeten  wjj  den  blik  richten  naar  de  Vorstenlanden,  waar  de  
 Maarschalk  zijne  politiek  tot  uitbreiding  en  versterking  van  het  
 Europeesch  gezag  met  niet  minder  nadruk  toepaste. 
 Een  der  eerste  maatregelen  van  Daendels  na  de  aanvaarding  
 des  bestuurs  was  de  zaken  der  Vorstenlanden,  die  tot  dusver  
 steeds  door  de  tusschenkomst  van  den  Gouverneur  der  Noord-  
 oostkust  behandeld  werden,  rechtstreeks  aan  zieh  te  trekken  ‘).  
 Terzelfder  tijd  werden  de  aan  de  hoven  fungeerende  residenten 
 ■)  Org.  St.  I  Praep.  Mea.  No.  5.