
 
        
         
		door  de  Compagnie  bezet  waren.  Ten  laatste  trok  de  komman-  
 dant  van  het  fort  te  Pasoeroean  tegen  hem  op,  versloeg  hem  
 bij  Porong  en  verdreef  hem  naar  Lemadjang.  In  1766  trachtte  
 daarop  de  Gouverneur  der  Noordoostkust  Hartingh  met  Malajoe  
 Koesoemä in onderhandeling te  treden,  om  hem  tot  onderwerping  
 te bewegen; doch te vergeefs.  Het  volgende  jaar  werd daarom eene  
 expeditie  tegen hem  uitgerust,  die  hem  herhaalde  nederlagen  toe-  
 bracht.  Zelf  overleed  hij  aan zijne wonden en de leden zjjner familie  
 werden  gevangen  genomen,  zoodat  eindelijk  aan  het  gezag  van  
 Soerapati’s  afstammelingen  voor  goed  een  einde  werd  gemaakt.  
 Het  Malangsche  gebied  werd  daarop  verdeeld  in  twee  regent-  
 schappen,  Malang  en  Ngantang,  waarover  regenten  namens  de  
 Compagnie  werden  aangesteld  '). 
 De  verder  oostwaarts  gelegen  gewesten,  die  thans  de  residente 
 n   Probolinggo,  Basoeki  en  Banjoewangi  uitmaken,  vormden  
 nog  altijd  het  rijk  van  Balambangan,  dat,  onder  de  suzereiniteit  
 van  Hongkong,  door  regenten  van  Balineesche  afkomst  werd  
 bestuurd2).  In  1763  had  de  regent,  Pangeran  Pati  getiteld,  als  
 een  middel  om  zieh  tegen  een  oproerige  partij ,c aangevoerd  door  
 zekeren  Pangeran  Wilis,  te  versterken,  pogingen  aangewend  
 om  zieh  onder  de  bescherming  der  Compagnie  te  stellen,  doch  
 bij  Breton,  den  Gezaghebber  van  Java’s  Oosthoek,  het  hoofd  
 gestooten.  Aan  zieh  zelven  overgelaten  kon  hij  zieh  niet  tegen  
 Pangeran  Wilis  handhaven,  die,  na  zieh  van  de  regeering  te  
 hebben  meester  gemaakt,  nu  op  zjjne  beurt  zieh  de  bescherming  
 der  Engelschen  trachtte  te  verschaffen  en  met  hen  over  
 eene  vestiging  in  zijn  gebied  in  onderhandeling  trad.  Zoodra  de  
 Hooge  Regeering  hier  van  de  lucht  kreeg,  gaf  zij  aan  .vanRijk,  
 kommandant  van  Pasoeroean,  last  om  Pangeran  Wilis  den  oor-  
 log  aan  te  doen.  Diensvolgens  landde  in  1767  kapitein  Blanke  
 te  Banjoe-alit,  nabij  den  mond  der  rivier  Blibis.  Pangeran Wilis  
 werd  overwonnen,  doch  ontsnapte  en  vond  een  schuilplaats  op  
 Bali;  de  Engelschen  die  zieh  hier  reeds  hadden  neergezet,  
 maakten  zieh  uit  de  voeten.  De  Nederlanders bouwden te Banjoe- 
 *)  Hageman~Handl.  I .  209;  Lauts,  Nederl.  in  Indie,  I I I .   212;  Meinsma  I.  195.  . 
 2)  Zie  boven,  blz.  408  en  418. 
 alit  eene  versterking  en  plaatsten  er  een  garnizoen,  terwijl  
 ook  nog  wat  dieper  landwaarts  in  een  post  te  Lateng  gevestigd  
 werd.  Yanhieruit  werd  de  onderwerping  des  lands,  onder  de  
 leiding  van  den  commissaris  Gondelak,  zonder  veel  moeite  vol-  
 tooid;  men  zegt  zelfs  dat  in  1770  de  gewesten  Poeger  en  Lemadjang  
 veroverd  werden  door  een  sergeant  met  vier  Soldaten  
 en  een  tamboer,  die,  op  een  buffelkar  gezeten,  den  vijand  door  
 duchtig  trommelen  zoo  beangstigden,  dat  hij  het  hazenpad koos.  
 Ook  te  Poeger  werd  nu  een  fortje  opgericht,  dat  sedert  door  
 de  zee  werd  verzwolgen,  en  in  1771  verrees  eene  dergelijke  
 versterking  op  het tegenoverliggend  eiland  Noesa  Baroeng  ’).  Het  
 rijk  van  Balambangan  werd daarop  verdeeld  in  de regentschappen  
 Banjoewangi,  Panaroekan,  Basoeki,  Probolinggo  en Lemadjang,  
 waarover  regenten  namens  de  Compagnie  werden  aangesteld. 
 Het  bleek  intusschen  al  spoedig  dat  de  vestiging te Banjoe-alit  
 zeer  ongezond  was, waarom in  1771  tot verlegging naar Pampang,  
 aan  den  ingang  der  baai  van  dien  naam,  werd  besloten.  Waar-  
 schijnlijk  heeft  zieh  het  garnizoen  daar  aan  knevelarijen  of  bal-  
 dadigheden  schuldig  gemaakt,  waardoor  de  ontevredenheid  der  
 bevolking  werd  gaande  gemaakt;  ofschoon  de  overlevering  zegt,  
 dat  zij  door  den  Yorst  van  Mengoei  op  Bali,  die  oude  aanspra-  
 ken  op  Balambangan  had,  tegen  de  Holländers  werd  opgehitst.  
 Hoe  het  zij,  een  detachement  van  60  man  werd  bij  de  desa  
 Bajoe  door  de  inlanders  overrompeld,  gevangen  gemaakt  en  op  
 gruwzame  wijze  omgebracht;  men  verhaalt  zelfs  dat  eenige  
 Soldaten  in  rijstblokken  werden  dood  gestampt.  De  Hooge  Regeering  
 was  van  oordeel  dat de gruwel geduchte wraak eischte. De  
 geheele  bevolking  van  Balambangan  werd  vogelvrij verklaard,  en  
 er  werden  troepen  heen  gezonden  met  last  om  haar  op  voorbeel-  
 dige  wijze  te  tüchtigen.  De  leiding  was  opgedragen  aan  Hendrik  
 Schophofft,  kommandant  en  resident  te  Pampang,  die  zieh  in de  
 gelegenheid  om  zjjne  woede  over  het  gebeurde  te  koelen,  recht  
 schijnt  vermeid  te  hebben.  Jaren  achtereen  werd  het  land  door  
 zijne  troepen  afgeloopen  en  geplunderd;  de  bevolking,  die  zieh