
 
        
         
		om  zijns  broeders  toorn  van  zieh  en  de  zijnen  af  te  wenden,  
 gelastte  zijne  eigen  zonen  hunne  zuster  te  worgen.  Soekrâ  on-  
 derging  op  last  van  den  Soesoehoenan  dezelfde  straf,  nadat men  
 hem  door  verraderlijke  beloften  van  vergiffenis  in  handen  had  
 gekregen.  Dit  was  echter  Soenan  Mas  niet  genoeg.  Dadelijk  na  
 zijne  troonsbeklimming  liet  hij  de  geheele  maagschap  van  Soekrâ, 
   wien  hij  zijne  welgemaaktheid  benijd  had,  wreedaardig van  
 kant  maken  ').  Valentijn  voegt  hier  nog  andere  trekken  hij :  hij  
 zegt  dat  geen  Javaan  die  eene  schoone vrouw  of  iets  anders had  
 dat  de  begeerlijkheid  van  Soenan  Mas  opwekte,  van  zijn  leven  
 zeker  was,  en  dat  hij  zieh in  het midden  van  zijn hof een steenen  
 huisje  liet maken,  vanwaar  hij  zieh  verlustigde in het schouwspel  
 van  naakte  vrouwen,  die  hij  in  grooten  getale  met  tijgers  liet  
 vechten  s).  Het  is  goed  zieh  zulke  voorbeelden  te  herinneren,  
 opdat  men  beseffe,  hoe  groote  zegen,  ook  bij  velerlei misgrepen  
 en  tekortkomingen,  het  Europeesch  bestuur  voor  den  Javaan  is. 
 De  haat  waaraan  deze  gruwelijke  handelingen  Soenan  Mas  
 blootstelden,  beloofde  aan  hen  die  naar  zijne  kroon  stonden,  
 gemakkeljjke  hevrediging  hunner  heerschzucht.  Twee  zonen  van  
 Poeger,  die  het  lijk  van  den  overleden  Soesoehoenan  naar  de  
 vorstelijke  begraafplaats Imâgiri hij Plèrèd gevolgd waren, keerden  
 vandaar  niet  naar  Kartasoera  terug,  maar  weken  naar  Bagelèn,  
 waar  zij  hunne aanhangers  verzamelden. De oudste dezer prinsen,  
 Raden  Soeijâ  Koesoemâ,  nam  vorstelijke  titels  aan,  maar  werd  
 door  de  troepen  van  Soenan  Mas  verslagen  en door  list gevangen  
 gemaakt.  De  prins  boette  zijn  aanslag  met  het  leven ;  zijn vader  
 Pangéran  Poeger  en  verdere  familie  moesten  zieh  onderwerpen  
 aan  de  vemederende  straf  van  het  „kabetèk“ ,  dat  is  aan  een  
 arrest  binnen  eene  met  betèk  (in  opên  ruiten gevlochten bamboe)  
 omtuinde  ruimte  3) ,  waarin  de  opgeslotene  het  voorwerp  is  van 
 1)  Crawfnrd  lié   351;  Hageman  t.  a.  p. 
 2)  Valentijn  IV.  1.  146.  Zoo  ook  Hageman  ¿t.  a.  p. 
 3)  Van  Outhoom  en  Saz  bij  de  Jonge,  V III.  101;  van  Hoorn  ald.  103.  In  het  
 hist.  verhaal,  bl.  LX V III,  laat  de  Jonge  den  gevangen  genomen  zoon,  en  n i e t   
 den  vader,  in  het  *getralied  hok*  opsluiten;  doch  dit schijnt een vergissing.  Zie  Hageman, 
   Handl.  I.  170  en  Meinsma,  Gesch.  d.  Ned. O.-Ind. Bezitt.  I . 112, welke 
 laatste  er  nitdrnkkelijk  bij  voegt,  dat  Koesoema  om  het  leven  w'erd  gebracht. 
 openbaren  spot.  Diep  gekrenkt  en  voor  nog  erger  beducht  nam  
 Poeger  heimelijk  de  vlucht  uit  Kartasoera  en  kwam  zieh  den  
 1 2 <ien Maart  1704,  te  Samarang,  onder  de  bescherming der Compagnie  
 stellen.  Hij  volgde  daarin  den  raad  en  werd  gesteund  
 door  de  hulp  van  eenige  tot  zijn  aanhang  behoorende hoofdman-  
 tri’s ,  waaronder  de  Regent  van  Sampang  Tjakra-ning-Rat  en  
 diens  schoonzoon  Djajeng-Ränä,  regent  van  Soerabaja,  devoor-  
 naamsten  waren.  Soenan  Mas  trachtte  door  boden  tot  de  gezag-  
 hebbers  te  Djapara  en  Samarang,  door  een  gezantschap  aan  de  
 Hooge  Regeering,  zelfs  door  pogingen  tot  omkooping  van  de  
 dienaren  der  Compagnie,  de  uitlevering  van  Pangeran Poeger te  
 verwerven,  maar  vond  overal  doove  ooren.  Een  veel  günstiger  
 onthaal  vonden  de  brieven  die  Poeger  naar  Batavia  zond,  om  
 zijne  erkenning  als  wettig  vorst  en  de  hulp  der  Compagnie  tot  
 vestiging  van  zijn  gezag  te  erlangen.  De  Regeering  zag zeer wel  
 in  dat  van  Soenan  Mas  weinig  voor  haar  te  hopen  was,  maar  
 dat  zij  daarentegen,  door  hare  bescherming  aan  Poeger  te  ver-  
 leenen,  alles  wat  zij  wenschte  zou  kunnen  verwerven;  en  toen  
 nu  Tjakra-ning-Rat  en  vele  der  voornaamste  strand-  en  andere  
 hoofden  zieh  bij  Poeger  kwarnen  voegen  en  zijn  aanhang  dage-  
 lijks  wies,  besloot  zij  aan  zijne  beden  het  oor  te  leenen  ').  Den  
 6 d e n   Juli  1704  werd  hiervan  aan  Pangeran  Poeger,  in  tegen-  
 woordigheid  van  de  regenten  van  Sampang  en  Djapara,  door  
 kapitein  Bitter  van  Rheede  plechtig  kennis  gegeven. Poeger aan-  
 vaardde  die  verklaring  met  betuiging  van  diepe  onderdanigheid  
 en  onbegrensde  dankbaarheid,  en  werd  onmiddellijk  daarop  door  
 zjjne  voornaamste  aanhangers,  onder  den naam van Soesoehoenan  
 Pakoe  Boewänä,  gehuldigd. 
 De  oorlog  die  nu  uitbrak,  is  bij  onze geschiedschrijvers onder  
 den  naam  van  „eerste  Javaansche  successieoorlog“  bekend.  Volkomen  
 juist  is  dit  niet,  daar  ook  na  den  dood  van Tagal Aroem  
 een  krijg  over  de  opvolging  was  gevoerd,  die  echter  meer  als  
 een  episode  in  het  groote  drama  van  Troenä  Djäjä’s  opstand  
 beschouwd  wordt.  Om  verwarring  te  vermijden  zal  het  best  zijn  
 het  gevestigd  gebruik  te  volgen.