
 
        
         
		Banten  niet  veel  meer  had  te  doen,  dan  er  zijn  naam  aan  te  
 leenen.  In  1699  werd  Soekadana  door  een  scheepsmaclit  der  
 Compagnie,  waarbij  zieh  75  pentjalangs  van  Banten  voegden,  
 aangevallen  en  veroverd.  De  Sultan  vluchtte naar Kota Waringin.  
 Het  bestuur  over  Soekadana  werd  aan  Pangeran  Agong,  een  
 broederszoon  van  den  vorst,  als  vazal  van  Banten  mei  den  titel  
 van  Panembahan  opgedragen.  Landak kreeg een vreemden opper-  
 heer  zonder  zijn  toestand  te  verbeteren.  De  Compagnie  liet  aan  
 Banten  het  oppergezag  over  beide  gewesten  tegen  betaling harer  
 onkosten  en  de  gewone  toekenning  van het recht op uitsluitenden  
 handel.  Het  gelukte  echter  weldra  aan  den Sultan van Soekadana  
 met  Boegineesche  hulp  zijn  rijk  te  heroveren  en  den  nieuwen  
 Panembahan  te  verjagen,  die,  naar  Banten  geweken,  geen  bij-  
 stand,  maar  ten  minste  voor  zieh  en  de  zijnen  te  Anjer  een  
 veilige  schuilplaats  vond.  De  Suprematie van Banten over Landak  
 bleef  in  naam  tot  1778  bestaan'). 
 Doch  het  wordt  tijd  dat  wij  tot  Mataram  terugkeeren.  Veel  
 rust  heeft  Pakoe  Boewänä  op  den  troon,  waarop  hij  door  de  
 kafirs  geplaatst  was,  niet  genoten,  wat  trouwens  ons  niet  kan  
 verwonderen,  wanneer  wij  zien  hoe  schandelijk  zieh  somtijds de  
 dienaren  der  Compagnie  gedroegen.  Zoo  werden  b.  v.  in  1710  
 een  aantal  Balineezen  in  Domong  en  Panaroekan, nadat  zij  zieh  
 aan  kapitein  Boreel  overgegeven  en  reeds hunne wapens afgelegd  
 hadden,  tegen  het  hun  gegeven  woord  aangevallen  en  van kant  
 gemaakt,  omdat  het  krijgsvolk  op  hunnen  buit  belust  was  2).  
 Telkens  deden  zieh  dan  ook  in  het  rijk  des  Soesoehoenans  zoo-  
 genaamde  Kramans  voor,  oproermakers  die  voorgaven  van  den  
 hemel  gezonden  te  zijn  om  den  bondgenoot  der  Holländers  ten  
 val  te  brengen,  en  zelfs  de  afgrijselijke  wijze  waarop  zij  met  
 naaldeprikken  werden  doodgemarteld,  kon  de  zucht tot navolging  
 van  hun  voorbeeld  niet  beteugelen.  Deze  aanhoudende  gisting  
 deed  ook  de  hoop  in  het  hart  der  zonen  van  Soerapati  herleven  
 en  hen  tot  nieuw  verzet  overslaan.  Een  hunner,  die  zieh regent 
 ')   Zie  mijn  Borneo’s Wester-  Afdeeling  I .   233  vv.  Vgl,  ook  Hageman,  Handleiding  
 I .  160. 
 2)  Valentijn  IV.  I.  206;  vgl.  eene  aanteekening  van  de  Jonge ,  IX .  25. 
 van Winongan  noemde l) ,  was  gehuwd  met  eene doehter van het  
 Balineesche  hoofd  van  Balambangan  en  werd  door  zijn  schoon-  
 vader  ondersteund.  De  opstandelingen  veroverden  in  1712  de  
 sterkten  die  de  Wilde  in  Pasoeroean  had  opgeworpen, nestelden  
 zieh  weder  in  de  läge  landen  omtrent  Banggil  en  weerden  den  
 aanval  af  van  het  leger  dat  de  Soesoehoenan  onder  bevel  van  
 zijn  Rijksbestuurder  op  hen  afzond.  Die vorst vestigde nu natuur-  
 lijk  zijne  hoop  weèr  op  zijne  bondgenooten  en  zond den Rjjksbe-  
 stuurder  als  gezant  naar  Batavia  om  raad  en  hulp  te  vragen.  
 Maar  dit  gezantschap  had  ook  nog  een  ander  doel. De Soesoehoenan  
 wenschte  door  de  waarborging  der  Compagnie  de  opvolging  
 te  verzekeren  aan  zijn  vierden  zoon  Pangéran  Praboe Mangkoe-  
 Negärä;  want  het  hof  werd  weder  door  de  gewone  kuiperijen  
 van  verschillende  pretendenten  in  spanning  gehouden.  In  dit  
 opzicht  verkreeg  de  Soesoehoenan  zijn  wensch,  wat evenwel het  
 uitbreken  van  een  nieuwen  successie-oorlog  na  zijn  overlijden  
 niet  kon  verhinderen;  maar  de  Hooge  Regeering  had  weinig  
 lust  om  zieh  op  nieuw  in  een  krijg  te  steken,  en  zocht  tijd  te  
 winnen. 
 Intusschen  werd  de  toestand  gedurig  erger.  In  1713  en  1714  
 vernam  men  dat  de  beide  regenten  van,  Soerabaja  en  de  regent  
 van  Sampang  op  Madoera  met  Soerapati’s  zonen  samenspanden  
 en  de  jaarlijksche  hofreis  naar  Kartasoera,  waartoe  hen  de  Ja-  
 vaansche  gewoonten  verplichtten,  te  volbrengen  weigerden.  Door  
 de  Hooge  Regeeriug  tot  onderwerping  vermaand,  gaven  zij  niet  
 onduidelijk  te  kennen  dat  zij  vreesden  voor  dergelijk  lot, als den  
 Dipati  van  Soerabaja  getroffen  had.  Met  elk  jaar  werd  de  spanning  
 grooter  en  nam  het  getal  der  ontevredenen  toe.  In  1716  
 begon  de  Regeering  in  te  zien,  dat  een  krachtig  ingrijpen  van  
 hare  zij de  op  den  duur  niet  zou  kunnen  vermeden worden,  enin  
 Juli  1717  kwam  werkelijk  een  talrijk  gezantschap  van  Pakoe  
 Boewänä  te  Batavia  om  haar  namens  dien  vorst mede  te deelen,  
 dat  hij  besloten  had  de  regenten  van  Soerabaja  en  Sampang  te  
 straffen  en  te  vervangen,  en  om  hären  raad  en  mede wer king  tot 
 Winongan  is  thans  een  district  van  het  regentschap  Pasoeroean,  met Winangon-  
 lor  tot  hoofdplaats.