
 
        
         
		kon  men  in  1807  op  eene  opbrengst  van  107,000  pikols  bogen  
 ‘). 
 De  vrede  van  Amiens,  in 1802 gesloten, was van körten duur,  
 en  in  den  in  1803  weder  uitgebroken  oorlog  werd  Nederland  
 op  nieuw  gewikkeld.  Java was  nu  andermaal  schier  geheel  van 
 het  moederland  afgesloten en  aan zieh  zelf  overgelaten,  zoodat 
 er  een  groot  gebrek  heerschte  aan  schier  alle  artikelen  die  men  
 gewoon  was  uit  Europa  te  ontvangen,  en  men  zelfs  het  leger  
 grootendeels  kleeden  moest  in  op  Java  vervaardigde  lijnwaden.  
 Dat  het  koloniaal bestuur zieh desniettegenstaande zonder schulden  
 te maken  staande  hield  en  in  de  behoeften  der  onderhoorigheden  
 voorzag,  belangrijke  sommen  aan  land-  en  zeemacht  ten  koste  
 legde,  en  toch  zulke  günstige  financieele  resultaten  öpleverde,  
 dat,  toen  Daendels  het  bestuur  aanvaardde,  de  schatkist  bijna  
 2£  millioen  in  geld  en  de  magazijnen  voor  bijna  8  millioen  
 waarde  aan  producten  bevatten  2),  is  eene  verrassende  uitkomst,  
 waarvan  de  oorzaken  wel  een  oogenblik  onze  aandacht verdienen.  
 Die  goede  resultaten  zijn  in  de eerste  plaats  toe  te  schrijven 
 aan het  stelsel  der  Compagnie  om de  inlanders  te  besturen  door 
 hunne  eigene  hoofden,  en de belangen  dezer  laatsten  ten  nauwste  
 met  hare  eigen  belangen  te  verbinden.  De  toestand  van  den  
 geringen  man  mocht  in  vele opzichten ellendig zijn, hij  onderwierp  
 zieh  als  naar  gewoonte  zonder  morren  aan  wat  de  hoofden  hem  
 oplegden,  en  de  contingenten  werden  geregeld  opgebracht,  de  
 koffiecultuur  zelfs  belangrijk  op  de  Noordoostkust  uitgebreids).  
 Geene  buitengewone gebeurtenissen verstoorden de binnenlandsche  
 rust,  en  de  troonsverwisseling  die  in  1805  in  Banten plaats had,  
 waar  de  moord  van  Sultan  Aboe’l-Eath  aan  Sultan Aboe’n-Natsr  
 Mohammed  Ishak  Zeinoe’l-Mottakin,  zoon van Aboe’l-Fath’s voor-  
 ganger  en  broeder Aboe’l Mofachir, den weg tot het vorstelijk gezag 
 *)  Van  Polanen,  Brieven.  78. 
 2)  Van  Alphen,  Redevoering  over hot  ontwerp van wet der geldleening voor Indië, 95,  
 welke  schrijver  evenwel  wat  al  te  schoone  klenren  bezigt.  Dat  intusschen  werkelijk  de  
 jaren  van  1795  tot  1808  een  voordeelig  saldo  van  ruim  10  millioen hebben opgeleverd,  
 in  weerwil  dat  belangrijke  hoeveelheden  papieren  geld  in  omloop  waren,  wordt  bl.  
 208  nader  door  hem  betoogd. 
 8)  Engelhard,  Overzini.  52. 
 baande  '),  schijnt  tot  geene  duurzame  moeilijkheden  aan-  
 leiding  te  hebben  gegeven.  Alleen  in  Tjeribon  bleef  de  gis-  
 ting  voortduren,  die  zieh  reeds  in  het  vorig  tijdvak  had  ge-  
 openbaard  en,  zooals  wjj  straks  nader  zien  zullen,  in  1802  
 tot  uitbarsting  kwam;  doch  die  onrustige  bewegingen  bleven  
 tot  dat  gewest  beperkt.  Ofschoon,  uit  afkeer  van  de door Daendels  
 ingevoerde hervormingen, dit tjjdvak door sommigen met over-  
 dreven  schoone  kleuren  wordt  geteekend,  leverde  het toch in het  
 algemeen  het  bewijs  voor  de  juistheid  der  meening, dat de Compagnie  
 de  verliezen  die  haar  ten  val  brachten,  niet  zoozeer  aan  
 haar  territoriaal  bezit,  als  aan  de  siechte  uitkomsten  van  hären  
 handel en scheepvaartte wijtenhad. A l s   b e z i t s t e r   van  J a v a ,   
 zeide  de.  heer  van  Alphen  in  1826  in  de  Staten  Generaal,  
 g i n g   zjj  al t i jd  in  ri jkdom  en  w e l v a a r t   v o o r u i t , * )   en  
 ofschoon  ik niet geloof dat wij gegevens bezitten die ons veroorloven  
 dat  zonder  aarzeling  te  beamen,  meen  ik  toch  dat  het  althans  
 sedert  de  bevrediging  van  Java  in  1757  zeer  waarschijnlijk  te  
 achten  is. 
 Eene  andere  omstandigheid  die  den  günstigen  staat van Java’s  
 financien  verklaart,  is  de  bloei  van  den  handel  en  de  hooge  
 prijs  der  producten,  in  weerwil  van  den  oorlogstoestand.  De  
 Engelschen  lieten  tot  1806  Java  bijna  geheel  ongemoeid;  en  
 het  duurde  tot  1810  eer  de  bij  den  vrede  van  Amiens  terugge-  
 geven  Molukken  op  nieuw  de  kracht  hunner  wapenen  moesten  
 ondervinden.  Ofschoon  dus  nu  en  dan  naar  Amboina  en  Banda  
 gezonden  schepen  in  handen  van  den  vijand  vielen,  werd  toch  
 ook  menige  kostbare  lading  specerijen  naar  Java  gebracht.  Niet  
 enkel  de  koffie,  de  peper  en  suiker  van  Java,  maar  ook  de  
 kruidnagelen,  muskaatnoten  en  foelie  der  Molukken werden door  
 Noord-Amerikaansche  en  andere,  onder  onzijdige vlaggen varende  
 handelaars  opgekocht.  Met  de  suiker  schijnt  men  van  tijd  tot 
 *)  Hageman  Handl.  I .   214,  225,  263;  T.  v.  I .  T.  Ld.  en Vk.  IX .  8 1 ;  Roorda  
 van  Eysinga,  Ld.  en  Vk.  I I I .  308;  Ilaendels,  Staat.  57.  De  nieawe  Saltan  wordt  op  
 deze  plaatsen  nu  eens  Aboe’l-Fa tb,  dan  weder  Aboe’n-Natsr  geheeten,  maar  dezelfde  
 verwarring  heerscht  ook  ten  opzichte  van  zijn  voorganger.  Daar  het  nu  zeker.  is  (zie  
 blz.  512)  dat  laatstgenoemde  Aboe’l-Eath heette,  kan  men  zieh  veilig  overtuigd  hon-  
 den  dat  Aboe’n-Natsr  de  naam  van  zijn  opvolger  is.  J)  T.  a.  p.  93.