
 
        
         
		Compagnie  te  Soerabaja,  ßeinier  de  Klerk,  die  sedert  lang met  
 Tjakra-ning-Rat  in de beste verstandhouding leefde, veel moeite om  
 den  heerschzuchtigen  Madoerees  tot  andere gedachten te  brengen.  
 Ten slotte verklaarde hij  zieh bereid om, ter wille der Compagnie, de  
 hofplaats  te  ontruimen,  maar  hield  vol  dat de Soesoehoenan, we-  
 gens  het  door  hem  gepleegde  verraad,  niet  beter  had  verdiend  
 dan  gekrist  te  worden  ').  Deze  onderhandeling  had  ten  gevolge  
 dat  reeds  den  2Oaten  December  de  troepen  der Compagnie, onder  
 Steinmetz,  Kartasoera  binnenrukten,  en  den  volgenden  dag  de  
 Madoereezen  aftrokken,  waarna  de  Soesoehoenan  onmiddellijk op  
 den  troon  werd  hersteld.  Dezelfde  vorst  die  kort  te  voren  de  
 Nederlandsche  bezitting  te  Kartasoera  zoo  gruwzaam  mishandeld  
 had,  kroop  nn  weder  voor  de  Compagnie.  Hij  verhaalde  zelfs  
 aan  den  veldoverste  Steinmetz  dat  hij,  op  het bericht  van  de  na-  
 dering  harer  troepen,  eene  dochter  van  den als muiter  geworgden  
 Pangeran  Arjä  Mataram  2)  had  gehuwd,  met  voornemen  om zijn  
 verderen  weg  te  bewandelen  tusschen  die  nieuwe  gemalin  aan  
 de  eene  en  de  Compagnie  aan  de  andere  hand  3). 
 Na  de  herovering  van  Kartasoera  geraakten  de  zaken  van  
 Mas  Garendi  meer  en  meer  in  verval.  De  meeste  hoofden  die  
 zijne  partij  gekozen  hadden,  kwamen  allengs in onderwerping, en  
 hij  zelf vroeg  vergiffenis, onder  de  verklaring, dat hij tegen zijn zin  
 onder  de  rebellen  was  vervallen,  en,  nu  hij  kans  zag  zieh  van  
 hen  los  te  maken,  bereid  was  zieh  geheel  naar  de  bevelen  der  
 Compagnie  te  voegen.  Maar  ofschoon  hem  lijfsbehoud  werd  toe-  
 gezegd,  duurde  het  nog  tot  den  3den  October  1743  eer  hij  zieh  
 te  Soerabaja  in  handen  harer  beambten  kwam  stellen  4).  De  
 ongelukkige  knaap  werd  naar  Ceilon  gebannen;  de  Chineezen,  
 overal  uiteengedreven  en  vervolgd,  en  ten  laatste  ook  door  hun  
 naar  Bali  gevluchten  aanvoerder  Tai-"Wan-Soei  verlaten, kwamen  
 alom  in  onderwerping  5).  Java  scheen  weder  bevredigd,  ofschoon  
 in  Pasoeroean  de  onrust  door  Soerapati’s  afstammelingen  werd  
 gaande  gehouden,  —  Mertä  Poerä,  de  weerspannige  regent  van 
 !)  Thedens  bij  de  Jonge,  IX.  423;  Huysers,  Leven  van  de  Klerk.  25. 
 2)  Boven,  bl.  446.  3)  Thedens  bij  de  Jonge,  IX.  426. 
 4)  Yan  Imhoff  bij  de  Jonge,  IX.  432.  s)  Hageman,  Handl.  I .  194. 
 Grobogan,  nog in het Zuidergebergte omzwierf, —  en Tjakra-ning-  
 Rat  met  vlammende  oogen  bleef  staren  op  het  bezit  der  regent-  
 schappen  die  hij  veroverd  had  en  die  zijne  troepen  bezet  hiel-  
 den,  maar  die  de  Compagnie  volstrekt  niet  gezind  was  in  zijne  
 handen  te  laten. 
 De  nieuwe  Gouverneur-Generaal  van  Imhoff,  die  het  bestuur  
 in  Mei  1743  aanvaard  had,  zag  zieh  nu  voor een moeilijk vraag-  
 stuk  geplaatst.  Yele  Javaansche  regenten  waren  van  Pakoe Boe-  
 wänä  afkeerig,  en  het  stond  te  vreezen  dat men het als een groot  
 bewijs  van  zwakheid  zou  beschouwen,  indien  de  Compagnie den  
 vorst  die  zulk  een  gruwzaam  verraad  aan  haar  gepleegd  had,  
 met  eenvoudige  hernieuwing  der  vroegere  traktaten  weder  in  
 gunst  aannam.  Aan  den  anderen  kant  deinsde  de  Regeering nog  
 altijd  voor  diep  ingrijpende  maatregelen  in  de  Javaansche  zaken  
 terug  en  achtte  zij  de  vervanging  van  Pakoe  Boewänä  nog  
 bedenkelijker  dan  zijne  handhaving.  Zij  vond  dus  een  middel-  
 weg,  daarin  bestaande,  dat  zij  eene  algemeene amnestie uitvaar-  
 digde  voor  allen  die  zieh  binnen  drie  maanden  onderwerpen  
 zouden,  maar  daarvan  twee  personen  met  name  uitzonderde,  
 die  als  de  voornaamste  aanstokers  van  het  verraad  en  van  de  
 gewelddadige  bekeering  der  Nederlandsche  krijgslieden  tot  den  
 Islam  beschouwd  werden.  De  uitlevering  dezer  personen  zou  
 van  den  Soesoehoenan  geéischt  worden;  voor  het  geval  dat  hij  
 weigeren  mocht,  was  aan  von  Hohendorff  last gegeven hem plot-  
 seling  op  te  lichten  en  naar  Samarang  te  voeren  ').  Gelukkig  
 dacht  Pakoe  Boewänä  aan  geen  verzet  en  verschafte  hij  aan  de  
 Compagnie  de  gevraagde  voldoening,  zoodat  kort  daarop  een  
 preliminair,  en  den  llden  November  1743  een  definitief contract  
 tusschen  de  Compagnie  en den Soesoehoenan kon gesloten worden. 
 Het  nieuwe  traktaat  was,  gelijk  men  denken  kan,  uiterst  
 günstig  voor  de  Compagnie  en  verleende  haar  uitbreiding  van  
 rechten  en  van  grondgebied.  De  Rijksbestuurder  en  de  strand-  
 regenten  zouden  niet  mögen  benoemd  worden  dan  metgoedkeu-  
 ring  der  Compagnie;  zij  zouden  in  handen  van den Kommandant 
 ')  Zie  de  orde  aan  v.  Hohendorff  bij  de  Jonge,  IX.  433.