
 
        
         
		peanen  aldaar  meer  dan  ooit  ontevredenheid  heerscht.  Het  is niet  
 onnatuurlijk  dat  men  zieh  ergert,  dat  de  Yertegen woordigers  
 van  het  Nederlandsche  Yolk,  wier groote  meerderheid omtrent de  
 belangen  van  Indie  en  de  eisohen  van  een  goed  bestuur  aldaar  
 volmaakt  onkundig  is ,  ook  de  koorden  van  de  beurs  van  Indie  
 houden,  en  nu  eens  uitgaven  weigeren  voor  zaken  die  men  in  
 Indie  als  levensquaestien  beschouwt,  dan  eens  uitgaven  toestaan  
 die  men  daar  ginds  als  nuttelooze  geldverspillingen  aanmerkt,  en  
 maar  al  te  dikwijls  de  belangen  van  Nederland,  niet  die  van  
 Indie,  tot  maatstaf  hunner  adviezen  en  beslissingen  nemen. 
 Een  ander  nadeel  verbonden  aan  de  lijdelijke  onderwerping  
 van  Indie  aan  de  mederegeering  van  het  Nederlandsche  Par-  
 lement,  waarvan  ook  de  volkomen  ondergeschiktheid der Indische  
 Regeering  aan  den  verantwoordelijken  Minister  van  Kolonien het  
 onvermijdelijk  uitvloeisel  is ,  openbaarde  zieh  meer dan ooit in Mei  
 1866.  De  Gouverneur-Generaal  Sloet  van  de  Beele  had geheel in  
 den  geest  der  hervormingspartij  gehandeld.  Hij  had  de  Javanen  
 ontheven  van  de  bezwaarlijke  verplichting  om  zieh  bij  het reizen  
 over Java en Madoera steeds van een pas te voorzien; hij  had Kamers  
 van  Koophandel  opgericht;  hij  had  de  verpachting der visscherjjen  
 afgeschaft;  hij  had,  in  verband  met  eene  verbetering  der  tracte-  
 menten,  de  cultuur-producten  der  Europeesche  ambtenaren  inge-  
 trokken;  hij  had,  nadat  reeds  in  1860  tot  intrekking  der  Gou-  
 vernements-cultuur  van  thee  en  tabak  hij  het  eindigen  der  nog  
 loopende  contracten  hesloten  was,  in  1865  aan  alle  voor  de  
 bevolking  schadelijke  en  voor  den  Staat  niet  voordeelige  Gou-  
 vernements-cultures,  zooals  die  van  indigo,  peper,  kaneel  en  
 cochenille,  een  einde  gemaakt; hij  had,  bij  eene  geheel  nieuwe  
 regeling  van  het  beheer  en  de  exploitatie  der  bosschen,  de  
 hlandong-diensten  afgeschaft;  hij  had  voor  den  inlander  de  straf  
 van  rottingslagen  opgeheven,  voor  zoover  die  ter  zake  van  
 politie-overtredingeü  kon  worden  opgelegd.  Ook  het  koninklijk  
 besluit  van  20  Juli  1863  tot  regeling  der  suikercultuur  en  de  
 tariefwet  van  5  Juli  1865  waren  onder  Sloet’s  bestuur  in  wer-  
 king  gebracht.  In  1854  was  de  verplichte  levering  van  twee  
 derden  der  gefabriceerde  suiker  aan  de  Regeering  door  die  van 
 een  vast  bedrag  vervangen,  omdat  de  fabrikanten,  ten  nadeele  
 der  bevolking,  die  daardoor  minder  plantloon  ontving,  de  ten  
 laatste  overblijvende  stroop  niet  meer  tot  suiker  verwerkten,  
 zoodra  deze  minder  waarde  had  dan  het  verlies  bedroeg,  dat,  
 wegens  de  grooter  productie,  door  de  levering  van  meer  suiker  
 van  de  beste  hoedanigheid  aan  het Gouvernement tegen contraets-  
 prijs,  werd  geleden.  Rochussen  had  in  1860  ongetwijfeld  een  
 fout  begaan  door  van  de  levering  van  een fixum, die voortreffelijk  
 werkte,  weder  tot  die  van  twee  derden  terug  te  keeren,  maar  
 daarbij,  tot  voorkoming  dat  het  zoo  even  gemelde  misbruik  zieh  
 we6r  voordeed,  de  levering  van  een  zekere  hoeveelheid in suiker  
 van  minder  gehalte  toe  te  staan.  Ofschoon  het  gevoelen  zieh  
 langzamerhand  gevestigd  had,  dat  de  suikercultuur  bij  de  wet  
 moest  geregeld  worden,  had  de  minister  Fransen  van  de  Putte  
 in  1863  nogmaals  zijn  toevlucht  genomen  tot  een  tijdelijken  
 maatregel,  waarbij  vooral  ook  het  belang  der  bevolking  behar-  
 tigd  werd.  De  contracten  zouden  worden  uitbesteed  aan  diege-  
 nen  die  zieh  aanboden  de  grootste  hoeveelheid  suiker  van  be-  
 paalde  soort  tegen  vasten  prijs  aan  het  Gouvernement  te leveren;  
 voor  de  suikercultuur  zou  nooit  over  meer  dan  j   van  de  velden  
 eener  dessa  mögen  beschikt  worden;  het  plantloon  werd  op  een  
 minimum  van  f  90  per  bouw  gesteld;  en  het  snijden  en  vervoe-  
 ren  van  het  riet  naar  den  molen,  gelijk  ook alle werkzaamheden  
 in  en  bij  den  molen  en  voor  den  afvoer van het product, moesten  
 plaats  hebben  in  vrijen  arbeid,  zonder  eenige  tusschenkomst  van  
 het  bestuur.  En  wat  de  nieuwe  tariefwet  betreft,  deze  had  elk  
 verschil  van  vlag  opgeheven  en  alleen  nog  aan  goederen  van  
 Nederlandschen  oorsprong,  boven  die  van  elders  afkomstig,  door  
 het  verschil  tusschen  10  en  16  percent  invoerrecht  een  kleine  
 begunstiging  verleend. 
 Het  bestuur  van  den  Gouverneur-Generaal  Sloet  was  dus  rijk  
 geweest  in  gewichtige  hervormingen  en  nog  in  het  begin  van  
 1866  was  hij  daarmede  voortgegaan.  Het  ambtelijk  landbezitder  
 inlandsche  hoofden,  de gedwongen leveringen  te  hunnen  behoeve  
 de  persoonlijke  diensten  die  zij  gewoon  waren  van  de  bevolking  
 te  vorderen,  waren  door  hem  afgeschaft  en verboden,  en met ko