
 
        
         
		Te  Madjapahit  werd  Raden  Rahmat  door  den  vorst  en  de  
 prinses  van  Tjampa  met  veel  hartelijkheid  ontvangen.  Om  den  
 Islam  aan  te  nemen  was  Angkä  Widjäjä  ook  nu  niet  te  bewegen, 
   maar  hij  gaf  aan  Raden  Rahmat  het  bestuur  over  3000  
 huisgezinnen  te  Ampel,  ter plaatse waar sedert Soerabaja verrees,  
 met  vergunning  om  zijn  godsdienst  ongehinderd  te' belijden  en  
 voort  te  planten.  Weldra  waren  de  meeste  zijner  onderhoorigen  
 Moslemen.  Ampel  werd  van  nu  af  de  school  waarin  de  hoofden  
 en  leiders  der  beweging,  die  zieh  gedurig  verder  uitbreidde,  
 werden  opgevoed,  en  daaronder  bekleedden eene  voorname  plaats  
 de  zonen  die  Raden  Rahmat  verwekte  bij  de  dochter  van  een  
 der  njksgrooten  van  Madjapahit,  hem  door  Angkä  Widjäjä  ten  
 huwelijk  gegeven. 
 Raden  Rahmat  was  de  eerste  der  wali’s  aan  wien  men  den  
 titel  gaf  van  Soesoehoenan,  bij  verkorting  Soehoenan  of  Soenan,  
 dien  men  ongeveer  met  ons  „Zijne  Heiligheid“  vertalen  kan;  
 hij  wordt  door  de  Javanen  gewoonhjk  de  Soenan  van  Ampel  of  
 Mgampel  genoemd.  Men  toont  nog  te  Soerabaja,  waar hij in 1467  
 in  hoogen  ouderdom  overleed,  zijn  in  zeer  vervallen  toestand  
 verkeerend  graf,  waarnaast  eene  moskee  is  gebouwd. 
 Ampel  was  nu  de  hoofdzetel  van  den  Islam  op  Java  geworden  
 ,  en  meer  en  meer  verbreidde  zieh de  faam  van  den  regent  
 die  daar  zoo  ijverig  voor  de  uitbreiding  van  zijnen  godsdienst  
 werkzaam  was.  Deze  faam  lokte  ook  Maulana Ishak, bjjgenaamd  
 Ahloe’l-Islam,  een  Arabier  of  afstammeling  van  een  Arabier  
 van  Pasei  *),  om  zieh  naar  Ampel  te  begeven.  Hier  werd  hem  
 de  taak  opgedragen  om  den  Islam  te  gaan  verkondigen  in  het  
 rijkje van Balambangan. De wonderdadige genezing van des konings  
 kranke  dochter  baande  voor  Maulana  Ishak  den  weg  tot  eene  
 vruchtbare  prediking.  De  koning  gaf  hem  zijne  geredde  dochter  
 tot  vrouw  en  deze  omhelsde  met  vuur  den  godsdienst  van  
 hären  echtgenoot.  Ook  de  vader  liet  zieh  in  den  Islam  onder-  
 wijzen,  maar  toen  hij  aarzelde  dien  openhjk  te  omhelzen, kreeg  
 hij  twist  met  zijn  schoonzoon,  die  daarop  ljlings  Balambangan 
 *)  Nie t,  zoo  het  sehijnt, 'het  helfende  Pasei  op  Sumatra,  maar  een ander, van elders  
 onbekend,  daar  het  in  de  babads  Pasei  Malaka  genoemd  wordt. 
 verliet,  zijne  vrouw  in  zwangeren  toestand  achterlatende,  met de  
 aanbeveling  om  getrouw  te  blijven  aan  de  leer  waarin  hij  haar  
 onderwezen  had.  Kort  na  zijn  vertrek  brak  te  Balambangan  een  
 hevige  pest  uit,  en  de  vorst,  dat  ongeluk  aan  de  verbintenis  
 zijner  dochter  met  den  Arabier  wijtende,  gaf  bevel  het  kind  
 waarvan  zij  zwanger  was,  cladelijk  bij  de  geboorte  te  verdrin-  
 ken.  Het  werd  echter  door  Gods  zorg  nog  levend  uit  dezeeop-  
 gevischt  door  een  koopman,  die,  als  zaakgelastigde  eener  rjjke  
 weduwe,  voor  handelszaken  te  Balambangan  vertoefde, en onder  
 vertrouwd  geleide  met  een  schip  naar  Gresik,  de woonplaats der  
 weduwe,  overgebrächt. 
 De  naam  dezer  vrouw  was  Njai  gede Panate.  Zij  was  gehuwd  
 geweest  met  Kjai  Sambädjä,  rijksbestuurder  van  Madjapahit,  
 en  had  zieh  na  den  dood  van  hären  echtgenoot  te Gresik neder-  
 gezet  en  daar  den  Islam  aangenomen.  Zij  ontfermde  zieh  over  
 het  haar  gezonden  kind,  verzorgde  het  als  eene  moeder,  en gaf  
 het,  toen  het  den  ouderdom  van  12  jaren  bereikt  had,  ter  vol-  
 tooiing  zijner  opvoeding  aan  Raden  Rahmat  over.  Deze  erkende  
 de  Arabische  afkomst  van  den  knaap  en  gaf  hem  den naam van  
 Raden  Pakoe,  omdat  hij  bestemd  was  de  pakoe,  d.  i.  spijkerof  
 as,  van  Java  te  worden.  In  vervolg  van  tijd  gaf  hij  hem  ook  
 eene  zijner  dochters  ten  huwelijk. De nagedachtenis van Njai gedö  
 Panate  wordt  door  de  Javanen  in  hooge  eere  gehouden,  ennog  
 steeds  komen  velen  bidden  bij  haar  graf,  dat  in  de  kampong  
 Kaboengsoen  te  Gresik  wordt  getoond.  '). 
 Bij gelegenheid dat Raden Pakoe, vergezeld door Makhdoem Ibrahim, 
   een  zoon  van  Raden Rahmat, debedevaart naar Mekka wilde  
 doen,  deed  hij Pasei aan en ontmoette daar Maulana Ahloe’l-Islam,  
 die  er als een heilige vereerd werd. Deze vermaande de reisgenooten  
 om  aanstonds  naar  Java  terug  te keeren en er eene moskee te bou-  
 wen  op  den  heuvel Giri, opdat zij hunne grootsche bestemming, de  
 verbreiding  van  den  waren  godsdienst,  zouden  vervullen.  Te  
 Gresik  teruggekomen  vernam  Raden  Pakoe  dat  Ahloe 1-Islam  
 zijn  vader  was,  en  dat  hij,  zijne  vermaningen  volgende,  eene 
 *)  Brtunand.  Verh.  Bat.  Gen.  X X X III.  186.