
 
        
         
		door  Generaal  van  Geen  veroverd,  xnaar  wegens  gebrek  
 aan  genoegzame  macht  weder  verlaten,  werd  deze  sterkte  in  
 Juni  voor  de  tweede  maal  door  Kolonel  Cochius  aangetast.  Hare  
 tweede  bestorming  was  een  schitterend  wapenfeit,  dat  den vijand  
 op  groot  verlies  te  staan  kwam.  Thans  bleef  eene  kleine  bezet-  
 ting  met  de  bewaring  der  sterkte  belast.  Omstreeks  dienzelfden  
 tijd  waren  vele  andere  kleine  voordeelen  bevochten,  die  door de  
 oprichting  eener  reeks  van  redouten  längs  de  groote  wegen ver-  
 zekerd  werden.  Onder  de  aanvoerders  van  Dipä  Negärä’s  scharen  
 begon  zieh  verdeeldheid,  onder  bet  volk  moedeloosheid  en  
 weerzin  tegen  den  krijg  te  openbaren.  De  oproervaan,  die  van  
 Banjoemas  tot  Kertä  Sana  in  Kediri,  van  Samarang  tot  aan  
 den  mond  der  Oepak  bad  gewapperd,  vertoonde  zieh  bijna  al-  
 leen  nog  in Mataram,  waar  zij  het  eerst  was  opgestoken,  ende  
 generaal  de  Kock  had  allen  grond  om  te  hopen,  dat  een  aanval  
 op  Deksa  gelijktij dig  uit  zes  verschillende  punten  door  al  zijne  
 strijdkrachten  ondernomen,  zijne  zege  geheel  zou  voltooien. 
 Maar  de  veldtocht  tegen  Deksä  leverde  niets dan teleurstelling  
 op.  Even  als  vroeger  Silarong,  werd  nu  ook  Deksa  door  den  
 vijand  verlaten  gevonden;  omtrent  de  plaats  waar  hij  zieh  
 ophield,  werd  men  door  valsche  berichten  misleid,  terwijl  maar  
 al  te  duidelijk  bleek;  dat  hij  van  de  bewegingen  der  onzen  
 nauwkeurig  onderricht  was.  Onze  troepen  werden door nuttelooze  
 marschen  afgeniat  en  soms  door  onverwachte  en  plotselinge aan-  
 vallen  in  ernstig  gevaar  gebracht,  en  ofschoon  zij  in  de  meeste  
 ontmoetingen  overwinnaars  waren,  bleven  zij  steeds  even  ver  
 van  het  doel  verwijderd.  Daar  vernam  men  eensklaps  dät  de  
 nieuwe  voogden  van  den  jongen  Sultan,  die men  eerst mede naar  
 Deksa had  laten  oprukken,  in  de  hoop  dat  hunne  tegenwoordig-  
 heid  aan  het  herstel  der  orde bevorderlijk zou zijn, maar dienu op  
 hun  verzoek  met  een  klein  geleide  naar de  hoofdstad waren terug-  
 gezonden,  den  318ten  Juli  bij  Langkong  door  eene  groote  over-  
 macht  overvallen  waren.  Deze  verrassing  was  beraamd  en  uit-  
 gevoerd  door  den  bekwaamsten  en  onverschrokkensten  van  Dipä  
 Negara’s onderbevelhebbers, den  eerst achttienjarigen Sentot, zoon  
 van  dien  Raden  Ränggä  die  zieh  ten  jtjjde  van Daendels  den  geduchtsten  
 vijand  van  het  Europeesch  gezag  had  betoond ’).  Het  
 geheele  detachement  werd  in  de  pan  gehakt  en  ook  de  bevel-  
 hebber  Luitenant  Haubert  en  de  beide  voogden  bleven  op  het  
 slagveld.  Yerscheidene  andere  inlandsche  hoofden,  Pangerans  of  
 Toemenggoengs,  werden  gevangen  gemaakt  en  te  Sabrang  voor  
 DipäNegärä  gebracht,  dien  zij,  zieh  in  het  stof  werpende,  met  
 een beroep  op  hunne  bloedverwantschap  met  hem  en  met  belofte  
 van  zieh  tot  zijne  zaak  te  bekeeren,  ootmoedig  om  het  behoud  
 van  hun  leven  smeekten.  Opgehitst  door  zijn  kwaden  geest Kjai  
 Mädjä,  dien  hij  tot  opperpriester  en  goeroe  of  geesteljjk  leids-  
 man  had  gekozen,  bleef  de  Prins  onverbiddelijk.  „Gij  vraagt  
 vergiffenis,“  dus  sprak  hij,  „ik  kan  u  die  niet  schenken;  gij  
 vraagt  u  te  bekeeren,  dat  kan  ik  u  niet  verleenen;  gij  moet  
 genade  en  bekeering  aan  het  Opperwezen  vragen.  Ikkenvader,  
 broeder  noch  bloedverwanten;  mijn  vader,  mijn  broeder,  mijn  
 bloedverwant  is  God.8  Het  worgkoord  of  de  kris maakten daarop  
 een  einde  aan  hun  leven.  Slechts  twee  Pangerans  bleven  ge-  
 spaard,  waarvan  een  zijn  leven  aan  de  tusschenkomst  van  
 Sentot  te  danken  had  2.) 
 Deze  gebeurtenis,  zoo  geschikt  om  indruk  te  maken  op  het  
 gemoed  der  inlanders,  had  voor  Dipä  Negärä  günstiger  gevolgen  
 dan  de  beslissendste  overwinning  kon  gehad  hebben.  Hij  was  
 nu  weder  in  de  oogen  van  duizenden  Javanen  het  voorbestemde  
 werktuig  Gods  tot herstel der ware  leer.  De schitterende zege door  
 hem  kort  daarna  over  de  troepen  van Prins Mangkoe  Negärä  be-  
 haald, die, gebruikt om de  rust  in  de weder onderworpen gedeelten  
 van  Jogjakarta  te  bewaren,  op  verschillende  punten  en  met  
 voorbeeldelooze  woede  werden  aangevallen  eer  hun  de  onzen  
 ter  hulp  snellen  konden,  en  met  ontzettend  verlies  naar  Soera-  
 karta  werden  teruggedreven,  verhoogde  zijn  prestige  nog  meer.  
 De  opstand  breidde  zieh  nu  weder  uit  over  de  geheele  land-  
 streek  ten  zuiden  van  Jogjakarta  en  plantte  zieh  oostwaarts  
 voort  tot  onder  de  muren  van  Soerakarta.  Op  het  geheele  oor-  
 logstooneel  was  de  gemeenschap  tusschen  de  kolonnes  verbro-  
 ken;  zij  die  kort  te  voren  de  aanvallers  en  schier  in  iederen