
 
        
         
		derzoek,  en  het  ook  dan  nog  beperkt  tot  b e p a a ld e   plaatsen  
 en  j u i s t   om s c h r e v e n   doeleinden;  terwijl  het  bezit  van  land  
 op  Java,  hetzij  in  eigendom,  erfpacht,  huur  of  onder  wat  titel  
 ook,  uitsluitend  werd  vergund  aan  hen  die  de  hoedanigheid  
 van  Nederlander  bezaten,  zoodat  personen  niet  vallende  onder  
 de  termen  dezer  qualificatie,  wanneer  zij  door  erfenis,  schenking  
 of  op  eenige  andere  wijze  in  het  bezit  van  grondstukken  kwa-  
 men,  gehouden  waren  zieh  uiterlijk  binnen  een  jaar  daarvan  te  
 ontdoen. 
 De  baron  van  der  Capellen  was  een  groothartig  edelman,die,  
 als  grondlegger  van  het  door  de  Engel sehen  zoo  zeer  verwaar-  
 loosde  onderwijs  voor  Europeanen  op  Java  en  als  bevorderaar  
 van  kunsten  en  wetenschappen,  onder  de  landvoogden  van  Ned.  
 Indie  een  hoogst  eervolle  plaats  inneemt'). Maar  hoe  dieper  men  
 in  de  kennis  van  zijn  bestuur  doordringt,  hoe  meer  men  over-  
 tuigd  raakt  dat  de  behoeften  van  Java  ten  eenenmale  door  hem  
 miskend  werden.  Had  hij,  bij  nadere  overweging,  zieh  niet  met  
 het  stelsel  van  Raffles  en  Commissarissen-Generaal  kunnen  ver-  
 eenigen,  dan  had  hij  moeten  handelen  als  van  den  Bosch  en  het  
 dwang-  en monopoliestelsel,  na den Koning van de noodzakelijkheid  
 daarvan  overtuigd  te  hebben,  openlijk moeten proclameeren. Maar  
 de  handelwijze  door  hem  gevolgd,  om  het in schijn voortbestaande  
 stelsel  van  vrijen  arbeid  door  eene  lange  reeks  van  maatregelen  
 te  ondermijnen  en  van  zijne  steunsels  te berooven, — door te handelen  
 als  de  termieten,  die  de  oppervlakte  ongeschonden  laten,  
 maar  daaronder  in  alle  richtingen  gangen  graven,  die  het  hout-  
 werk  van  zijne  kracht  berooven,  was  zoowel  uit  zedelijk  als  po-  
 litiek  oogpunt  de  slechtst  mogelijke.  De  wränge  vruchten  bleven  
 niet  achter.  Zij  bestonden  in  achteruitgaande  productie,  vermin-  
 derende  welvaart,  toenemende  ontevredenheid,  financieele  tekor-  
 ten.  De  bescherming  van  den  Nederlandschen  handel  door  hooge  
 differentieele  tarieven  verbitterde  Engeland,  zonder  dat  het  doel  
 werd  bereikt,  en  toen  door  de  oprichting  der Handelmaatschappij 
 ’)  s PenSle r>  v-  d.  Capellen.  166—181;  Vreede,  de  invloed  der  wetenschap  op  het  
 openb.  leven  van  baron  v.  d.  Capellen.  Utrecht,  1848. 
 in  1824  een  beter middel  tot  concurrentie  werd  beproefd,  daarin  
 bestaande  dat  eene  over  groote  kapitalen  beschikkende  maat-  
 schappij  zieh  de  bevordering  van  den  handel  in  Nederlandsch  
 fabrikaat  en  van  de  vrachtvaart  met  Nederlandsche  schepen  zou  
 ten  doel  stellen,  werd  zij  met  vrees  en  achterdocht gadegeslagen.  
 De  Indische  handel  had  niet  zoo  geheel  onrecht  toen hij vreesde,  
 dat  eerlang  de  Gouvernementsproducten  aan  dit  lichaam  zouden  
 geconsigneerd worden;  maar aan eene van monopoliegeest doortrok-  
 ken  regeering  betaamde  het  niet  daartegen  bezwaar  te  opperen.  
 Indien  zij,  in  plaats  van  de  overgebleven  vonken  van  het  
 mercantiel  stelsel  zorgvuldig  op  te rakelen en  aan  te  blazen,  zieh  
 even  werkzaam  had  betoond  om  ze  uit  te  dooven;  indien  zij,  
 om  de  beeldspraak  te  laten  varen,  zieh  bepaald  had  tot  de taak  
 en  den  plicht  der  regeering,  om  handel  en  nijverheid  aan  te  
 moedigen,  in  plaats  van  handel  en  nijverheid  te drijven;  dan  zou  
 een  handelslichaam  dat,  door  de  beschikking  over  groote  kapitalen  
 ,  beter  dan  de individueele kooplieden,  die  den weg  naar Indie  
 verleerd  hadden,  in  staat  was  de  medediriging  met  den vreemde-  
 ling  vol  te  houden,  mits  het  niet  ten  nadeele  van  anderen  werd  
 bevoorrecht,  als  een  weldaad  moeten  begroet  zjjn. 
 Maar  de  noodlottigste  erfenis  die  het  bestuur  van  baron  van  
 der  Capellen  aan  zijn  opvolger  naliet,  was  de  krijg  die  vijf ja-  
 ren  lang  de  schoonste  gewesten  van  Midden-Java  verwoestte. Om  
 de  aanleiding  tot  dien  oorlog  na  te  gaan,  moeten  wij  in  de  ge-  
 sehiedenis  der  Yorstenlanden  eenige  jaren  terugtreden. 
 Tijdens  het  herstel  van  het  Nederlandsch  gezag  bekleedde  
 Pakoe  Boewänä  I Y ')  nog  steeds  den  troon  van  Soerakarta;  in  
 Jogjakarta  was  in  1814  een  13jarige  prins,  onder  den  naam  
 van Amangkoe Boewänä IY , met voorbijgang van zijn ouderen doch  
 uit  een  bijwijf geboren  broeder  Pangeran  Dipä Negärä, als Sultan  
 uitgeroepen  en  onder  de  voogdij  van Prins Pakoe Alam gesteld ’). 
 Pakoe  Boewänä  IY  had  steeds  het  Europeesche  juk  met  on-  
 geduld  gedragen  en  herhaaldelijk  pogingen  om  het  afteschudden  
 in  het  werk  gesteld  3). De diepe vernedering die hij dientengevolge 
 Zie  bl z.  506«  2)  Zie  blz.  588  v. 
 3)  Blz.  507  v.,  558,  582,  585  v.,  589.