
ren, en droegen een troonstuk, uit tempeltjes met pilasters en
piramidale daken bestaande, längs wier opgaande zijden tot aan
den top beeldjes in verschillende houdingen van devotie gehou-
wen waren. Tusscben dit kroonstuk en het lijstwerk om den
mgang vertoonde zicb het gewone monsterhoofd, door de Java-
nen Banaspati genoemd, onmatig breed, zonder onderkaak, met
loszwierende haren en vreeselijk uitpuilende oogen. Boven dit
alles hep om het gansche gebouw een uit velerlei lijstwerk
samengestelde massieve kroonlijst, gedragen door eene rij van
vlak naast elkander gehouwen beeldjes met uitgebogen knieen
en de handen in torsende houding boven het hoofd geheven.
Nog hooger werd het gansche gebouw door een breeden en
prächtigen band met bloemfestoenen omvat, en daarboven ver-
hief zieh het dak, dat thans zoodanig afgebrokkeld en met strui-
ken overwoekerd is , dat zieh over den vorm niet meer laatoor-
deelen. Yermoedelijk rees het geheel eenmaal als een piramide
omhoog en was het met nissen voor beeldwerk versierd. Drie
nissen zijn nog te herkennen, en men heeft daarin Boeddha-
beeldjes, op hun lotustroon gezeten, ontdekt. De voornaamste en
fraaist versierde ingang was aan de oostzijde, waar zieh ook het
grootste vertrek bevond. Yöör deze kamer lag een vestibule, 10
voet breed en 15 lang, met drie nissen voor beeiden en een
kwistigen overvloed van lofwerk en architectonische sieraden.
Yan daar kwam men in de bijna vierkante hoofdkamer, 12 a
13 schreden diep en breed en tot in den top van het, door
elkander gedurig meer naderende steenen gevormde gewelf wel
60 voet hoog. Eene der zijden is bijna geheel ingenomen door
een kolossaal pedestal, waarop waarschijnlijk eenmaal het even
kolossale beeid prijkte van de voorname godheid waaraan de
tempel gewijd was. Yan dat beeid zelf is thans geen spoor meer
te vinden. De drie andere veel kleinere kamers waren op de-
zelfde wijze mgericht, doch zonder voorhal. De beeiden zijn
daaruit evenzeer verdwenen. De lengte en breedte van het gebouw
bedroegen 60 voet en de hoogte zal, toen het dak nog
ongeschonden was, omstreeks 70 voet bedragen hebben.
Den grooten weg eenige minuten verder volgende, bereikt men
de dessa Tjandi Sari, dus genoemd naar een daar achter gelegen
Hindoegebouw, dat wel eens met den naam van „het pal eis
van Prambanan“ is bestempeld. Het gebouw vormt een langwer-
pig Vierkant, rüstende op een voetstuk van zes voet hoogte, en
zal thans nog omstreeks 50 voet hoog zijn. Het front is naar
het oosten gekeerd en verdeeld in drie groote vakken, die door
gladde pilasters zijn gescheiden. Het benedendeel heeft een
ingang in het midden en een venster ter wederzijde en daarboven
is eene verdieping met drie vensters, die met de deur en
vensters van het benedendeel overeenkomen. Uitwendig vertoont
het gebouw nog een tweede verdieping, doch werkelijk is hier
slechts een reeks van nissen, waaraan geen inwendige ruimte
beantwoordt. Aan de noord- en zuidzijden zijn ook twee boven
elkander geplaatste vensters. De westzijde heeft tegenover de
vensters alleen nissen. Het dak is ingestort en tusschen de ver-
brokkelde steenen hebben zieh planten en struiken genesteld.
Wat de rijke versiering betreft, zal ik alleen de woorden aan-
halen waardoor Baker ‘) die in het algemeen kenschetst: „Het
uitwendig voorkomen van dit gebouw is treffend en schoon; de
samenstelling en bewerking der oppervlakte verraadt buitenge-
wonen smaak en oordeel en onuitputtelijk geduld en bekwaam-
heid. Niets kan de juistheid en fijnheid van het beeldhouwwerk
evenaren. Het is niet enkel in kwistigen overvloed voorhanden,
maar bewerkt met eene uitvoerigheid, die overdreven schijnt
voor het uit wendige van een gebouw, en zelfs in de kleinere
voorwerpen voor het inwendige van een kabinet bestemd, nauwe-
lijks zou verwacht worden.“ Het geheel heeft, volgens denzelf-
den schnjver, niets van een tempel. „Wanneer men hetbinnen-
treedt,“ zegt hij, „moet ieder zieh overtuigen dat het niet enkel
voor godsdienstige plechtigheden bestemd was. De geheele in-
richting doet aan de verbhjfplaats van een Hindoeschen vorst
of voornaam hoofd denken.“ Werkelijk komen alle besehrijvin-
gen daarin overeen, dat dit gebouw geheel van den gewonen
vorm der tjandi’s afwijkt. Door twee zware muren, die tot het
') Bij Raffles, Java, I I. 25.