
 
        
         
		verkeerde  geographische  voorstellingen  die  aan  deze  plaats  ten  
 grondslag  liggen.  De  fouten  betreffen  niet  enkel  de  ligging  van  
 Java,  maar  evenzeer  die  van  de  Insulae  Fortunatae  (Ferro)  en  
 van  Rome,  en  kunnen  dus  tegen  de  gelijkstelling  van  Jawa  
 in  Jawa-koti  en  Jawa-dwipa  geen  bezwaar  opleveren.  In  den  
 Soerja-Siddhänta,  in  een  der  commentaren  op  Arjabhata  aange-  
 haald,  wordt  gezegd  dat  de  vermaarde  stad  Jawa-koti,  wier  
 wallen  en  poorten  van  goud  zijn,  oostelijk  op  een  vierde  van  
 den  omtrek  der  aarde  is  gelegen.  Hier is Jawa-koti een hoofdstad  
 geworden,  wier  gouden  wallen  en  poorten  ons  weder  de  zeer  
 overdreven  voorstellingen  van  den  goudrijkdom  der  oostelijke  
 eilanden  in  het  geheugen  terugroepen  *).  Kern  meent  dat  inet  
 Jawa-koti  de  oostpunt  van  Java  bedoeld  is,  en  inderdaad  noopt  
 ons  het  groote  verschil  in  lengte  met  Ceilon  dit  punt  zoover  
 mogelijk  oostwaarts  te  zoeken.  Het  verdient  opmerking  dat  ook  
 Ptolemaeus  de  lengte  niet  alleen  van  den  west-  maar  ook  van  
 den oosthoek van het,  reeds door hem uitdrukkelijk een e i 1 a n d  ge-  
 noemde Jawardwipa opgeeft. Zoo wij  dus aan den eenen kant in zijne  
 berichten omtrent den  goudrijkdom verwarring van Java met andere  
 streken  van  InSulinde kunnen opmerken, schijnt toch aan den anderen  
 kant  aan  zijne berichtgevers onder den naam Jawa-dwipa  reeds  
 bepaaldelijlc  het  eiland  Java  voor  den  geest  te  hebben  gezweefd. 
 Of  nadere  onderzoekingen  op het gebied der Sanskriet-literatuur  
 nog  meer  sporen  van  den  naam  Jawa-dwipa  zullen  opleveren,  
 is  natuurlijk  niet  te  bepalen.  Maar  het  pleit  voor  de  algemeene  
 bekendheid  van  dien  naam,  dat  hij  ook  in  het  Tamiel  in  den  
 vorm  Jawattiwoe  wordt  weergevonden  2).  Op  Java zelfheeft men  
 dien  naam  ontdekt  in  een  opschrift  van  het Javaanschejaar  1216  
 (1294  n.  C.),  waarin  zekere  vorst  Oettoengadewa  „de  heer  van  
 geheel  Jawa-dwipa“  genoemd  wordt3).  In  den  Kawi-tekst  van de  
 Brätä Joedä,  opgesteld in hetjaar  1157  onzer jaartelling, vindt men  
 Jawa-dwipa  door  Jawa-bhoemi,  d.  i. hetland Jawa“ ,  vervangen  4). 
 >)  Kern  t .   a.  p.  bl.  641—643. 
 2)  Kern  t .   a .  p.  bl.  643. 
 3)  Friederich  in  Verh.  v.  h.  Bat.  Gen. XXVI. 93. 
 4)  Cohen  Stuart,  B rä tä   Joedä,  Voorr.  44, Krit.  aant.  376, 
 De  oudste  vorm  waarin  deze  naam bij de Arabieren voorkomt,  
 schijnt  Zabedj  te  zijn.  Hoe  sterk  de  verbastering  ook  zij,  zijn  
 het  toch  slechts  gewone  en  verklaarbare  letterverwisselingen  die  
 Zabedj  van  Jabadioe  scheiden,  en  wat  van  Soleimän  af,  wiens  
 reisverhaal  in  hetjaar  der  Hedjra  237,  d.  i.  in  851  onzer jaartelling, 
   werd  te  boek  gesteld,  bij  tal.van  Arabische geographen  
 over  het  eilandenrijk  van  Zabedj  en  zijn oppervorst of Maharadja  
 gelezen  wordt,  schijnt  zoo  hepaald  naar  het  groote  Hindoerijk  
 van  Java  met  zijne  vertakkingen  en  kolonien  op  verschillende  
 naburige  eilanden  te  wijzen,  dat  te  midden  der  grootste  onze-  
 kerheid  omtrent  de  beteekenis  der  namen  die  de  Arabische  
 zeevaarders  aan  de  oostelijke  eilanden  geven,  omtrent  den naam  
 Zabedj  geen  verschil  van  gevoelen  schijnt  te  bestaan  ’).  Maar ook  
 die  naam  Zabedj  behoudt  iets vaags, dat soms meer aan de Soenda-  
 eilanden  in  ’t algemeen,  dan aan Java in bet bijzonder doet denken. 
 Sedert  de  13de  eeuw  beginnen  de  oude  vormen  Jawa-dwipa,  
 Jabadioe,  Je-pho-tbi,  Sche-po,  Zabedj , voor den nieuwen, in den  
 Indischen  Archipel  zelven  gebruikeljjken,  door  de  Buropeanen  
 tot  Java  verbasterden  vorm  Djawa  plaats  te  maken.  De  vorm is  
 wellicht  van  de  Arabieren  afkomstig.  Reeds  bij  Edrisi,  die  in  
 het  midden  der  12de  eeuw  sclireef,  vindt  men  een eiland Djäbah  
 vermeld,  welke  naam  elders  weder,  in  eenigszins  gewijzigden  
 vorm,  de  titel wordt van een vorst in de Indische eilandenwereld  2).  
 Meer  dan  eene  eeuw  later  (1274  n.  C.)  onderscbeidt  Kazwini  
 tusschen  een  land  Djäwah  en  een  eiland Djabah 3) ; maar wat van  
 beide  gewesten  verbaald  wordt,  wijst duidelijk naar den Indischen  
 Archipel  heen.  Op  Java  zelf  vindt  men den vorm Djawa bet eerst  
 gebruikt  in  een  opschrift  van  1265  der  Javaansche  ae raofl343  
 n.  C.  4).  Bij  de  Chineezen werd tegen het einde der dertiende eeuw  
 onder  de. Mongoolsche  dynastie Joeen (1280—1341),  in plaats van 
 ’)  Stiiwe,  Handelszüge  der  Araber,  811;  Reinaud,  Introduction  à  la  géographie  
 d’Aboulféda,  CCGXC;  Pijnappel  in  Bijdr.  t .  d.  T.  L.  en  Vk.  v.  N .  I .   2e  Volgr.  
 V II.-  148,  154.  De  Arabische  geograaf  Al-Biroeni  zegt  uitdrukkelijk  dat  de  eilanden  
 Zabedj  dezelfde  zijn  als  de  Soewarna-dwîpa  of  Goudeilanden  der  Ilindoes. 
 2)  Vertal.  van  Jaubert,  1.  79  v. 
 3)  Dit gave  van  Wüstenfeld.  I I .  1 8 ,  54. 
 4)  Kriederich  in  Zeitschr.  d.  D.  Morgenl.  Ges.  XVIII.  502