
 
        
         
		bondgenoojt  verloor  in  zijne  pogingen  om  de  ontwibkeling  van  
 de  macht der Nederlanders tegen te  gaan.  De Gouverneur-Generaal  
 van  Diemen  schreef aan de bewindhebbers „Mataram moet nu onze  
 vriend  worden“  ’) ,  en  de  uitkomst leerde  dat  hij  wel  had  gezien. 
 Intusschen  had  Sultan Ageng,  na  den  krijg  tegen Balambangan  
 ten  einde  gebracht  te  hebben,  den  blik  weder  naar  "West-Java  
 gericht.  Volgens  Nederlandsche  berichten  plaatste hij in  1641  in de  
 Soendasche  landschappen  Soemedang  en  Oekoer  eene  nieuwe be-  
 volking  en  deed  hij  aan  den  rijstbouw  in  Krawang  een  groote  
 uitbreiding  geven 2).  Maar  met  hetgeen  daar  voorviel  schijnen de  
 Nederlanders  niet nauwkeurig bekend te zijn geweest, en de  inland-  
 sche  berichten  zijn,  als  naar  gewoonte,  verward  en  fantastisch.  
 Een  Bantensche  prins,  Pangéran Nager  Ageng  geheeten,  schijnt  
 zieh  te  Oedoeg-oedoeg  3)  in  Rangka- Soemedang  —  zooals  Krawang  
 destjjds  heette — te  hebben  nedergezet.  Sultan  Ageng,  dit  
 vernemende,  moet  den  regent  van "Wiràsâba, Arjâ Soereng Rânâ,  
 met  duizend  huisgezinnen naar Soemedang hebben doen oprukken,  
 met  last  om  zieh  daar  te  vestigen  en  Nager  Ageng  te  verjagen.  
 Soereng  Rânâ  zou  op  zijn  doortocht  Banjoemas  gesticht  en  daar  
 800  huisgezinnen  achter  gelaten  hebben ;  400 andere huisgezinnen  
 zou hij  gevestigd  hebben  te  Tji Äsern  aan het  noorderstrand ;  en 
 daarna  zou  hij  zieh  met  de overige hebben  nedergezet in Adiarsa, 
 zonder Nager Ageng, dien  hij  sterker  vond  dan  hij  verwacht  had,  
 te bemoeielijken,  en zonder  zieh  verder  om  den  vorst van Mataram  
 te  bekreunen.  Doch  deze  was  weinig  gezind  zulke  miskenning  
 van  zijn  gezag  te  dulden.  De  regent  van  Galoe,  Adipati  Karta-  
 boemi,  kreeg  dus  last  om  met  duizend  huisgezinnen eene nieuwe  
 volkplanting  in  Rangka  Soemedang  te  stichten  en  er  het  gezag  
 van  Mataram  te  handhaven.  Hij  verdreef  Pangéran Nager Ageng  
 en  plaatste  zijne  volgelingen  in  de  streek  van  Oedoeg-oedoeg,  
 waarna  hij  van  zijne  verrichtingen  te  Mataram  verslag  ging  
 geven.  Gedurende  zijn  afwezen  stichtte  zijn  broeder,  dien  hij 
 J)  Van  Diemen  bij  de  Jönge,  V. 247. 
 2)  Van  Diemen  bij  de  Jonge,  V. 253. 
 3)  Men  vindt  dat  dorp  nog.op  onze  kaarten  aan  de  Tji  Taroem  in  het Krawangsche  
 distrikt  Sindang-Kasi. 
 als  hoofd  der  volkplanting  had  achtergelaten,  voor  haar een vast  
 verblijf,  dat  den  naam  van  Krawang  ')  ontving.  Karta-boemi zelf  
 overleed  op  de  terugreis,  en  zijn  zoon,  die  met denzelfden naam  
 genoemd  wordt,  werd  toen  regent  der  Soenda-landen,  maar moet  
 eenige.  jaren  later,  ten  gevolge  eener  samenspanning  tusschen  
 Arjä  Soereng  Ränä  en  de  afstammelingen  van  Dipati  Oekoer,  
 door  een  verraderlijken  aanslag  het  leven  verloren  hebben2).  
 Hoe  men  nu  in  bijzonderheden  over  deze berichten denken möge,  
 zeker.  is  het  dat  werkelijk  tusschen  1641  en  1655  zieh  vele  
 volkplantingen  uit  Mataram  längs  de  Tji  Taroem kwarnen neder-  
 zetten.  Yan  Goens  schreef  in  laatstgemeld  jaar,  dat  zieh  in  den  
 laatsten  tijd  duizenden  Javanen  uit  het  rjjk  van  Mataram aan de  
 rivier  van  Krawang  genesteld;  geheele  bosschen  omgekapt  en  
 fraaie  dorpen  aangelegd  hadden  3).  Hieruit  laat  zieh  dan  ook  het  
 gemengd  karakter  van  de  bevolking  dier  streek,  die  half  
 Javaansch,  half  Soendaasch  is,  gereedelijk  verklären. 
 Dat  men  zieh  te  Batavia,  zoo  ten  tijde  van  Sultan Ageng  als  
 van  zijn  opvolger,  over  die  uitbreiding  van  het  gezag en den  in-  
 vloed  van  Mataram  vlak  aan  onze  grenzen  ongerust  maakte,  is  
 gemakkelijk  te  begrijpen.  Men  had  zieh  trouwens  de  Portugee-  
 sche  mededinging  nauwelijks  van  den  hals  geschoven,  of  de  En-  
 gelsche  nam  weder  een  verontrustenden  vorm  aan.  In  1642  zond  
 de  President  der  Engelsche  faktorie  te  Banten  een  gezantschap  
 met  geschenken  en  dienstaanbiedingen  aan  Sultan  Ageng,  waar-  
 van  het  doel  was  voor  de  Engelsche  Compagnie  den  afstand  te  
 verwerven  van  het  eiland  Bangka,  opdat  eene  Britsche  vesti-  
 ging  aldaar  de  Portugeesche  te  Malakka  zou  vervangen.  Palem-  
 bang,  als  oude  volkplanting  van Madjapahit4), werd als een vazal-  
 staat  van  Mataram  beschouwd.  De  voortdurende  vijandschap  tus- 
 ')  Die  naam  is  stellig  ouder;  hij  komt  in  den  vorm  Caravaü  of  Caravam  voor  in  de  
 Portugeesche berichten , en in dien van Cravaon  in de »Eerste Schipvaerd naar Oost-Indien »,  
 in  »Begin  en  Voortgang», hl.  63.  De  Portugeezen  hebben.  hlijkens  hetgeen  hierboven, 
 bl.  238,  gezegd  is,  Djakarta  en  Krawang  wel  eens  met  elkander  verward, maar op het  
 kaartje  van  Levanha  zijn  zij  geseheiden  en  vloeit  eene  rivier  tusschen  beide. 
 3)  Zie  Hageman  in  Ind.  Arch.  IV.  162,  Handleiding  I.  105,  T.  v  I.  T.  L.  en  Vk  
 XVI.  220. 
 3)  Rapport  van  v.  Goens  van  1655,  in  Bijdr.  t.  d.  I.  T.  1 .  en  Vk.  IV.  175. 
 4)  Zie  boven  bl.  133,  noot,  bl.  187.  Vgl,  T.  v.  N.  I.  1850,  I.  198. 
 II.  22