
 
        
         
		51  voet  lang  was  en de  grootste  breedte  30  voet  bedroeg.  Met  
 twee  trappen  van  twaalf  treden,  wederom  aan  de  westzijde,  als  
 vervolg  der  andere,  maar  iets  meer  binnenwaarts geplaatst,  steeg  
 men  van  het  eerste  terras  naar  het  tweede,  en  de  verhooging  
 die  hierop verrees,  had,  daar zij  slechts  aan  de  hoeken insprong,  
 de  gedaante  van  een  Grieksch  kruis,  met  eene  boogte  van  vijf  
 voet.  De  trappen  van  bet  tweede  naar  het  derde  terras,  ieder  
 uit  zeven  treden  bestaande, voerden aan de noord-  en zuidzijde op.  
 Yöör  de  poort  van  den eigenlijken tempel was,  evenalsop de voor-  
 zijde  der  andere  terrassen, eene grootere mimte dan elders door de  
 omgangen  werd  beslagen,  en  van  die  ruimte  of dat pleintje steeg  
 men  met  nog  vijf  treden  op  naar  den  ingang  der  ruim  negen  
 voet  booge  kamer,  waarin  men  met  twpe  of  drie  treden  weder  
 afdaalde. Längs al de omgangen was de tempel met reeksen van zeer  
 uitvoerige basreliefs bebeiteld. Brumund betoont zieh echter met het  
 beeldhouwwerk,  dat vrij wel bewaard i s , niet bijzonder ingenomen,  
 en  laakt  het  gemis  van  uitdrukking en het verwarde der voorstel-  
 ling.  Kondom  deze ruine ligt of staat nog  eenig beeidwerk. Ook ligt  
 er  het  overschot van een kleineren tempel naast,  maar zonder beeiden  
 of basreliefs,  en  die  te  zamen met  den  hoofdtempel door een  
 ringmuur  van  gebakken  steenen  moet  zijn  omgeven  geweest  1). 
 De  oudheden  van  Probolinggo  zijn  öf  weinig  talrijk  of weinig  
 bekend.  Junghuhn  spreekt,  volgens  mededeelingen  van  een  
 ambtenaar,  van  een  tjandi  aan  de  zuidoostelijke  helling van den  
 Smeroe,  bij  het  dorp  Doekoe  Penanggal. Hjj  ligt  in  een  eenzame  
 streek,  te  midden  van  ondoordringbare  bosschen ,  eenige honder-  
 den  voeten  hoog,  en  schijnt  zelden  door  reizigers  bezocht  te  
 worden.  Hij  is  van  gebakken  steen  gebouwd,  en  heet  Tjandi  
 Ardipoerä.  In  het  noorden  der  residentie  heeft  men  oude  fon-  
 deeringen  gevonden  te  Kroekoep  in  het  district  Gending  en  in  
 de  nabijheid  van  Padjarakan.  Maar  het  best  bekende  en  merk- 
 ')   Zie  over  de  reinen  van  Malang;  Domis,  De residentie Pasoeroeang. 117;  Schill,  
 Iets  over  Lawang  en  omstreken,  in  T.  v.  N.  I .  IV.  2.  42;  Junghuhn,  in  T.  v.  N. 
 I .  VI.  2.  378;  Brumnnd,  Eenige  dagen  in  de  resid.  Pasoeroean,  in  Biang-lala  IV. I .  
 53, 141,  2 .4 2 ,  en  Verh.  v.  h.  Bat.  Gen.  XXXIII.  186;  Bleeker in  T.  v.  N.  1.1849. 
 I I .  36;  Leemans,  Boro  Boedoer.  410. 
 waardigste  Hindoe-monument van Probolinggo is Tjandi Djaboeng,  
 nabij  de  districtshoofdplaats  Djaboeng,  tusschen  Kraksan  en  
 Paiton.  Ook  deze  tempel  is  van  gebakken  steen  opgetrokken  op  
 een  voet  of  sokkel  van  aanzienlijke  hoogte,  zoodat  men,  wijl de  
 steenen  trap  verdwenen  i s ,  een  houten  trap  heeft  aangebracht  
 om  den  ingang  te  bereiken.  De  kamer  biedt  echter niets bij zon-  
 ders  aan.  Deze  tjandi  onderscheidt  zieh  door  een  koepelvormig  
 dak,  is  50  ä  60  voet  hoog,  en  heeft  fraaie  kroonlijsten  en niet  
 minder  fraai  beitelwerk  op  de  wanden.  Gelijk  alle  tempels  van  
 gebakken  steen  behoort  hij  tot  de  laatste  eeuwen  vöör  de  zege-  
 praal  van  den  Islam.  Op  honderd  schreden  van  dien  tempel  
 lag  vroeger  een  tweede  kleinere,  die  thans  in  een  vormloozen  
 steenhoop  is  veranderd  '). 
 Junghuhn  meende,  toen  hij  zijn  overzicht  der  Javasche  oudheden  
 schreef,  dat Tjandi Djaboeng het  oostelijkste Hindoe-monu-  
 ment  van het  eiland  was.  Later  heeft men, behalve de ruinen van  
 Matjan  poetih  in  Banjoewangi,  waarover  ik  elders  spreek,  ook  
 nog  sporen  van  Hindoegebouwen  ontdekt  in  het  regentschap  
 Bondowosso  in  Bezoeki.  Yan  Kademangan  tot  Kesemek,  over  
 een  afstand  van 5  palen,  heeft  men  vele  overblijfselen van muren  
 en  van  Vierkante vakken,  alles van den bekenden rooden  gebakken  
 • steen uit  den  tijd  van Mädjäpahit,  opgedolven. Merkwaardiger is in  
 hetzelfde  regentschap  een  tempel  bij Andong Biroe, aan de weste-  
 lijke helling  van  den  Argäpoerä,  door  de inboorlingen Kedaton ge-  
 heeten.  Hij  schijnt  gebouwd  van  gehouwen  steen,  waarin  vele  
 figuren  zijn  gebeiteld J).  Maar  nog  merkwaardiger  zijn  de  over-  
 bljjfselen  van  tempelmuren  van  hoogen  ouderdom  en  kennelijk  
 door  vulkanische  werking  vernield,  die  Junghuhn  zelf  in  
 November  1844  op  den  top  van  den  Argäpoerä  ontdekte 3)  en  
 die  allezins  een  nader  onderzoek  verdienen. 
 *)  Over  de  ruinen  in  Probolinggo  zie  Janghuhn  in  T.  v.  N.  I .  VI.  2 .379; Bleeker  
 in  T.  v.  N.  I.  1849.  I I .  124;  v.  Hoevell,  Reis  over  Java,  II.  156;  Leemans,  
 Boro  Boedoer,  407.  Op  pl.  62  van  Raffles  vindt  men  niet  sleehts  den  grooteren  tempel 
 van  Djaboeng  afgebeeld,  die  zieh  thans  nog  in  ongeveer  denzelfden  toestand  bevindt  ,  
 maar  ook  den  thans  geheel  verwoesten  kleineren. 
 3)  C.  J .  Bosch.  Aauteekeningen  over  Bondowosso,  T.  v.  I.  T.  L.  en  Vk,  VI.  
 473  v. 
 3)  Java  II.  1085,  1B88.