
 
        
         
		Genootschap  overgegeven,  dat  kort  daarop  eene  Commissie  be-  
 noemde en eene som gelds beschikbaar stelde, om de door Friederich  
 gemaakte  afdrukken  ter  kennis  der  geleerde  wereld  te  brengen.  
 Het  bleek  echter  dat  groote  zwarigheden  aan  de  reproductie der  
 afdrukken  verbonden  waren. Nogtans gelukte het aan de volharding  
 der  heeren  Cohen  Stuart  en  van  Limburg  Brouwer in  1872  eene  
 eerste  proeve  van  de  „beschreven  steenen  op  Java“  in  het  licht  
 te  geven,  uit  de  verkleinde  reproductie  van  vier  opschriften  be-  
 staande  '). 
 De  eerste  is  afkomstig  van  Prambanan,  op  de  grens  tusschen  
 Soerakarta  en  Jogjakarta,  en  bestaat  uit  22  regels,  waarvan  de  
 zes  eerste  en  regel  17  tot  20  in  Sanskriet,  de  overige  in  Kawi  
 zijn  vervat.  Uit  het  Kawi-gedeelte  konden de uitgevers opmaken,  
 dat  de  steen  tot  grenspaal  bestemd  was  en  tevens  eene  gift  van  
 rijstvelden  vermeldde,  en  dat  hij  was  opgericht  in  het  Javaan-  
 sche  jaar  784,  overeenkomende  met  862  onzer  jaartelling.  Het  
 Sanskrietsch  gedeelte  is  later  door  Prof.  Kern onderzocht en zeer  
 scherpzinnig  verklaard 2).  Het  blijkt  daaruit  dat  de  eerste  regels  
 een  hulde  bevatten  aan  Siwa,  uit  wien  alles  is  ontstaan  en  tot  
 wien  alles  wederkeert,  gevolgd  door  eene  aanbeveling  om  den  
 heiligen  steen  die  het  opschrift  draagt,  in  eere  te  houden  en de  
 stichting  te  eerbiedigen  waarvan  hij  het  gedenkteeken  is.  Den  
 aard  dezer  stichting  leeren  wij  uit  het  andere  in  Sanskriet  ge-  
 stelde  deel  van  het  opschrift  kennen.  Het  is  een  gasthuis of hospice, 
   voor  rondtrekkende  Brahmaansche  leerlingen  bestemd,  en  
 waaraan  de  naam  Bhadräloka  (Schoon-aanzien)  gegeven  wordt.  
 De  laatste  Sanskriet-regels  luiden:  „Steeds  möge  het  den  volke,  
 alsook  den  Brahmanen  en  vorsten  die  in  f goede  behagen schep-  
 pen,  welgaan!  Geleerdheid,  godsvrucht, milddadigheid en deugd;  
 geen  vijandschap,  ziekte  of  afgunst  mögen  hier  wonen!“ 
 De  tweede  iriscriptie  is  genomen  van  een  steen  bij  het  resi-  
 dentiehuis  te  Jogjakarta  en  is  waarschijnlijk  onvolledig. De groo-  
 tendeels  nog  duistere  inhoud  wijst  weder  op  eene grensbepaling, 
 1)  In  Dl.  XVIII  van  het  Tijdschr.  v.  I .  T.  L.  Vk.,  bl.  89—117.  Zie  ook  Cohen  
 Stuart,  Kawi-oorkonden.  Inleiding  en  transscriptie  (Leiden, 1875), bl. XIV  en 33—35. 
 2)  Tijdschr.  v.  I.  T.  L.  en  Vk.  XX.  219. 
 het  jaarcijfer  schijnt  848  (926  n.  C.)  te  zijn.  De derde zeer körte  
 inscriptie,  die  op  een  steen  in  het  Museum  van  het Bataviaasch  
 Genootschap  voorkomt,  draagt het jaartal 779 (857 na C.) en maakt  
 gewag  van  een  bihära  (vihära)  of  Boeddhistisch  klooster,  naar  
 het  schijnt  gelegen  op  een  landgoed,  dat  door  den  naam  Abha-  
 jananda  (Yeiligheidslust)  wordt  aangeduid  ‘).  De vierde  inscriptie  
 eindelijk  is  genomen  van  een  steen  van  Panataran  in  Kediri  
 en  schijnt  betrekking  te  hebben  tot  een  vorstelijke  schenking;  
 het  jaarcijfer  is  niet  duideljjk,  maar  wijst  zek'er  een  jaar  uit  de  
 negende  eeuw  der  Javaansche  aera  aan. 
 Later  hebben  de  heeren  Cohen  Stuart  en  Kern  hunne  veree-  
 nigde  krachten  nog  beproefd  aan  de  verklaring  van  een  inscriptie  
 in  steen,  waarvan  de  heer  Domis  reeds  in  het  Xe  deel  
 der  Yerhandelingen  van  het  Bataviaasch Genootschap (1825) eene  
 ruwe  afbeelaing  en zoogenaamde verklaring had gegeven. De steen  
 werd  gevonden  nabjj  de  dessa  Adoman,  aan  de  oostelijke helling  
 van  den  Merbaboe  en  wordt  thans  bewaard  op  het  Museum  van  
 Oudheden  te  Leiden.  De  nieuwe  verklaring  gaat  van  een  verbe-  
 terd  fac-simile  vergezeld  2).  Het  jaarcijfer  is  volkomen  duidelijk  
 en  wijst  het jaar  1871  (1449  n.  C.)  aan.  Taal  en  spelling wijzen  
 op  een  overgang  van  het  Kawi  tot  nieuw-Javaansch.  Klaarblij-  
 kelijk  bevat  de  steen  voorschriften  die  met  den  dienst  van Siwa  
 in  verband  staan,  welke  godheid  door  haar  gewoon  symbool,  
 den  lingga  of phallus,  op  den  steen  is  voorgesteld.  Prof.  Kern  
 gist  dat  men  te  denken  heeft  aan  eene  afkondiging  van  voorschriften  
 voor  de  bezoekers  eener  heilige  badplaats. 
 Ook  de  inscriptie  nabij  Soerabaja  gevonden  op  een zwaar rots-  
 blok,  dat  door  Raffles  aan  den Gouverneur Generaal van Britsch-  
 Indie,  Lord  Minto,  ten  geschenke  werd  gezonden  en  thans  op  
 Minto-hoüse  nabij  Hawick  in  Schotland  wordt  bewaard, is in den  
 laatsten  tijd  het  voorwerp  van  het  ijverig  onderzoek  der  heeren  
 Cohen  Stuart  en  Kern  geweest.  De  steen  is  aan  drie  zijden met  
 dicht  ineengedrongen,  maar  duidelijke  en  vrij  goed  bewaarde  
 karakters  beschreven.  Van  regel  19  tot  23  der  achterzijde vindt 
 *)'  Kern,  t.  a.  p |  223.  2)  Bijdr.  t.  d.  I.  T.  L.  en  Vk.  3e  Vr.  VII.  275;  zie ook 
 Kawi-oorkonden.  Inleiding  en  transscriptie,  XIV  en  36.