
 
        
         
		moedelijk  naar  eene  plaats  die  hij  tot  zijn  njkszetel  koos,  maar  
 waarvan  de  ligging  niet  meer  bekend  is. 
 De  tweede  zoon,  Mas  Timoer,  ontving,  met  den  titel  van  
 Adipati,  het  bestuur  over  de  landsohappen  Kadoe  en  Bagelen. 
 De  jongste  zoon,  Raden Penangsang,  werd  Adipati  van 
 Djipang.  Deze  naam  is  thans  mede  van  de  kaart  van  Java  ver-  
 dwenen,  maar  was  nog  ten tijde  van  Raffles  eigen  aan  een 
 landschap,  ongeveer  overeenkomende  met  het  tegenwoordige  
 Rembangsche  regentschap  Bodjo  Negoro  en  het  zuidelijk  deel  
 van  Blora.  In  de  Hindoeperiode  vormde  dit  gebied geheel  of ge-  
 deeltelijk  het  rijkje  Bäwernä  *). 
 Eene  tweede  dochter  van Pangeran  Tranggänä  was gehuwd met  
 Pangeran  Hadiri,  een  zoon  van  den  regent  van  Djapara.  Bij  de  
 verdeeling  des  rijks  erlangde deze  de  landsohappen  Djapara, 
 Djewana,  Pati  en  Rembang.  Hij  wordt  de  Soesoehoenan  van 
 Kali  Njamat  geheeten,  naar  eene  plaats  die  vermoedelijk  zijn  
 rijkszetel  was  en  aan  den  weg  van  Djapara  naar  Koedoes  was  
 gelegen  2). 
 Het  overige  van  het  rijk  van  Demak, bestaande uit Madoera 3) ,  
 Sidajoe,  Gresik,  Soerabaja  en  Pasoeroean,  kwam  volgens  de  
 Javaansche  berichten  aan  een  derden  schoonzoon  van  Pangeran  
 Tranggänä,  die  regent  van  Madoera  was.  Opmerking  
 verdient  hier  zoowel  de  vermelding  van  Pasoeroean,  als  het stil-  
 zwijgen  omtrent  alle  verder  oostwaarts  gelegen  deelen  van  Java,  
 ook  Panaroekan  niet  uitgezonderd,  waaruit  men  natuurlijk  zou  
 opmaken  dat  al  deze  landen  nog  vasthielden  aan  het  Siwai'sme  
 en  in  hun  verzet  tegen  de  vorsten  van  Demak  volhardden. Maar  
 dit  schijnt  wederom  geheel  onvereenigbaar  met  het  in  het vorige  
 hoofdstuk  medegedeelde  verhaal  van  Mendez  Pinto,  volgens wien  
 Pasoeroean  op  het  oogenblik  waarop  de  Pangeran  van  Demak  
 vermdord  werd,  zegevierend  uit  den  strijd  met  dat  rijk  was  
 getreden,  terwijl  daarentegen  de  regent  van  Panaroekan  bij hem 
 *)  Zie  boven  biz.  109. 
 =)  Ten  minste  vindt  men  daar  een  O a l in j em a t   op  de  kaart  van  Java  van Raffles. 
 )  Waarsohijnlijk  is  hier,  gelijk  gewoonlijk,  alleen  bedoeld  het  eigenlijke  Madoera of  
 de  westelijke  helft  van  het  eiland, 
 als  vazal  van  den  vorst  van  Demak  en  bevelhebber  zijner  vloot  
 voorkomt.  Intussohen  is  het  waar  dat  de  Javaansche  babads van  
 eene  verovering  van  Panaroekan  door  Balambangan  omstreeks  
 1575  gewagen,  welk  feit  natuurlijk vooronderstelt dat Panaroekan  
 toen  in  handen  der  Moslemen  was,  terwijl  het  overigens  niet  
 ondenkbaar  i s ,  dat de Madoereesche  prins den  oorlog tegen Pasoeroean  
 voortgezet  en  dat  landschap  als  een  wingewest  aan  zijne  
 bezittingen  toegevoegd  heeft. 
 Maar  zoo  moeiljjk  en  hachelijk  als  hetis  de Javaansche babads  
 met  Mendez  Pinto  in  overeenstemming  te  brengen,  zoo  gevaar-  
 lijk  is  ook  de  poging  door  den  heer  Hageman  aangewend,  om  
 harmonie  te  brengen  tusschen  de  babads  van  Java  en  die  van  
 Madoera  ').  Op grond der tijdrekening meent hij  den Madoereeschen  
 prins  die  aan  het  hoofd  van  een  deel  des  Demakschen  rijks  
 kwam,  te mögen  houden  voor  den  persoon die in de Madoereesche  
 kroniek  voorkomt  onder  den  naam  van  Panembahan  Lemah  
 Doewoer.  Van  dezen  wordt  verhaald, dat hij  vöör hij  aan de regee-  
 ring kwam, de stichter was van Arisbaja 2) , welke plaats ook later de  
 zetel  van  zijn  rijk  bleef.  De  Islam zou onder de regeering  van  zijn  
 vader  Kjai  Pragalba,  die te Koetä  Anjar  (oudtijds Palakaran) resi-  
 deerde,  het  eerst op Madoera verbreid en hij  zelf een der eerste pro-  
 selyten  geweest  zijn;  maar  zijn vader, schoon mede den Islam  niet  
 ongenegen,  zou  door  den dood zijn verrast,  voordathij den nieuwen  
 godsdienst  openlijk  omhelsd  had.  Wat in de Madoereesche kroniek  
 over  de  eerste  prediking  van  den  Islam  op  Madoera  vermeld  
 wordt,  is  weder  opgevuld  met  verhalen  van  profetische  droomen  
 en  wonderkrachten  en  zoo  onhistorisch  mogelijk. Er is geen enkele  
 trek  in  die  overeenkomt  met  hetgeen  ik  vroeger  3)  over  de  
 bekeering  van  Madoera uit  Javaansche  bronnen  heb medegedeeld,  
 behalve  dat in beide berichten de nieuwe hoofdstad Arisbaja eeniger- 
 .  *)  Van  de  Madoereesche  babad  bezitten  wij  eene  vertaüng  door  den  heer W.  Palmer  
 van  den  Broek,  ultgegeven  in  Deel  XX  (bl.  241—301,  470—563)  en  XXII  (bl.  1—  
 8 9 ,  280—310)  van  het  Tijdschrift  uitgegeven  door  het  Batav.  Genootschap.  Het  slot  
 ontbreekt  nog. 
 ")  Boven,  bl.  191,  schreef  ik  Arosbaja,  het  aangenomen  gebruik  volgende,  doch  de  
 heer  P.  v.  d.  Broek  schrijft  bestendig  Arisbaja. 
 3)  Blz.  191.