
 
        
         
		naar  Krawang  begeven;  doch  de  dringende  uitnoodiging  vanhet  
 hoofd  van  Tji  Andjoer  deed  hem  den weg  inslaan naar Tji Nanga  
 aan  den  voet  van  den  Megamendoeng.  Op  den  weg  derwaarts  
 bezocht  hij,  op  eene  plaats  die  hij  Djero  Kota,  d.  i.  letterljjk  
 „binnen  de  stad“  noemt,  den  Batoe  toelis  en  verdere  overblijf-  
 selen  van  de  heidensche  stad,  die  hier  eenmaal  heeft  gestaan  ').  
 Het  overtrekken  van  den Megamendoeng, waarover Daendels later  
 den  grooten  postweg  legde,  hield  van  Imhoff  zes  uren  bezig.  
 Hg  noemt  dienberg  „een  zeer  moeilijke  passage,  vol  bosschen,  
 onbewoond, met  onderscheiden  steile  hoogten.“  Evenwel  oordeelt  
 hij  dat  het  slechts  in  der  ijl  voor  zijn  doortocht opengekapte pad  
 door  den  tijd  wel  door  een  gemakkelijker  weg  zou  kunnen  ver-  
 vangen  worden. 
 Yanhier  bereikte  van  Imhoff  Tji  Panas,  waar  de  warme  
 bronnen  zoozeer  zijn  aandacht  trokken,  dat  hij  eenig  water  
 daaruit  tot  nader  onderzoek  naar  Batavia  liet  medevoeren.  De  
 schaarschheid  der  bevolking  dezer  streken  werd  hem  verklaard  
 uit  hare  mindere  geschiktheid  voor  den  rijstbouw,  waarom  de  
 weinige  inboorlingen  die  zieh  hier  ophielden,  gedurig met pak en  
 zak  verhuisden.  Yan  Imhoff  oordeelde niet ten  onrechte,  dat juist  
 de  koude,  die  deze  bergstreken  slechts  gebrekkige  rijstoogsten  
 deed  leveren,  ze  des  te  meer  geschikt  maakte  voor  producten  
 die  geene  overmatige  wärmte  verdragen  kunnen.  Te  Tji Andjoer  
 inspecteerde  hij  de  op  last  der  Compagnie,  tot  gedeeltelijke ver-  
 vanging  der  ingekrompen  koffiecultuur,  aangelegde  pepertuinen,  
 die  echter  nog  van  weinig  belang  waren,  daar  zij het vorige jaar  
 slechts  20  pikols  hadden  opgeleverd.  Ware  zijn  blik meer  onbe-  
 vangen  geweest,  dan  zou  hij  tevens  gelegenheid  gehad  hebben  
 op  te  merken,  hoe  nadeelig  de  willekeurige  beperkingen  der  
 productie  door  uitroeiing  en  prijsverlaging,  die  de  Compagnie  
 zieh  nu  reeds  herhaaldelijk,  en  gedeeltelijk  ook  op  zijne  eigen  
 vroegere  voorstellen,  ten  aanzien  van de koffie had veroorloofd  ),  
 op  de  ontwikkeling  der  Javaansche  landbouw-nijverheid  moesten  
 werken.  De  hoofden  klaagden  zeer  over  de  bepaling ,  dat  zij nu 
 niet  meer  dan  4000  pikols  koffie  aan  de  Compagnie  mochten  
 leveren,  terwijl  zij  vroeger  tot  16000  pikols  geleverd  hadden.  
 Yan  Imhoff  kon  hen  slechts  troosten  met  de goede vooruitzichten  
 eener  toenemende  pepercultuur;  want  de  voorzichtigheid  dwong  
 hem  hun  zelfs  niet  te  verbergen,  dat de Compagnie waarschijnlijk  
 genoodzaakt  zou  zijn  den  prijs  der  koffie  van  zes  op  vijf  rijks-  
 daalders  per  pikol  te  verminderen,  waarmede,  zoo  hij  meende,  
 „de  landman  nog  wel  bestaan  kon.“  Hoe  gering  destijds  de  bevolking  
 dezer  streken  was,  blijkt  daaruit,  dat  men  officieel  in  
 het  gansche  gebied  van  Tji  Andjoer, dat toch reeds ongeveer zijne  
 tegenwoordige  uitgestrektheid  had  '),  slechts  1760  huisgezinnen  
 telde.  Yan  Imhoff  schat  dat  600  a  700  te  laag,  maar  het meer-  
 dere  bestond  in  volk  „dat  heden  hier  en  morgen  elders  woont,  
 en  waarop  men  geen  staat  kan  maken,  daar  het  verhuist  naar-  
 mate  het  door  de  hoofden  op  de  eene  plaats  beter  dan  op  de  
 andere  behandeld  wordt.“ 
 Yan  Tji  Andjoer  ging  de  reis  door  Tji  Blagoeng  en Bajabang  
 naar  Radja  Mandala  en  Bodjong  in  het  regentschap  Bandong,  
 vervolgens  van  Bodjong  noordwaarts  naar  Tji  Kao,  waar de weg  
 voor  drie  vierden  door  een djati-bosch liep, — eene bevreemdende  
 bijzonderheid  met  het  oog  op  hetgeen  vroeger  2)  over  de  ver-  
 breiding  der djatiboschen op Java  gezegd is. Yan Tji Kao begaf zieh  
 van  Imhoff  naar  Tandjong  Poera  in  Krawang,  waar  hij  eene  
 vergadering  van  oemboels  en  verdere  hoofden  van  Tji  Andjoer  
 hield,  wien  hij  verschiffende  bevelen  gaf  om  verdrukking  en  
 daaruit  voortvloeiend  volksverloop  tegen  te  gaan,  de  bevolking  
 tot  het  aanleggen  van  tuintjes  bij  hare  woningen  te  nopen,  en  
 door  een  aanhoudend  toezicht  te  zorgen,  dat  beter  dan  tot  nog  
 toe  aan  de  bevelen  der  Compagnie  omtrent  de  uitbreiding  der  
 pepercultuur  de  hand werd gehouden. Yan Tandjong Poera keerde  
 eindelijk  de  Gouverneur-Generaal  over  Bekassi  en Poelo  Gadong  
 naar  Batavia  terug. 
 *)  Van  Imhoff  rekent  er  uitdrukkelijk  geheel  Djampang  toe,  alsmede  het  (thans  
 Pelaboean  geheeten)  district  tusschen  de  Tji  Mandiri  en  Tji  Bareno,  dat  bijhemonder  
 .den  naam  van  Segara  Kidoel  voorkomt.  Zie  t.  a.  p.  239  v. 
 2)  D.  I ,   bl.  149.