
 
        
         
		door  van  Dijk,  als  Commissaris,  namens  de Compagnie  een ver-  
 drag  van  vriendschap  en  bondgenootschap  met  de  Tjeribonsche  
 prinsen  aangegaan,  waarvan  de  voorname  strekking  was ,  dat zij  
 werden  opgenomen  in  het  in  1677  met  den  Soesoehoenan  geslo-  
 ten  verdrag,  en  dat  hun  met  dezen  hunnen  suzerein  gelijke  be-  
 scherming  beloofd  werd.  Boven  en  behalve  het  monopolie  van  
 den  invoer  en  verkoop  van  kleeden  en  opium,  werd  ook  het  
 recht  van  den  uitvoer  van  peper  uitsluitend-  aan  de  Compagnie  
 voorhehouden  en  haar  de  voorkeur  voor  den  uitvoer  van  rijst  
 en  houtwerken  toegekend,  gelijk  zij  ook  het  aan  alle  andere  
 mogendheden  buiten  hare  toestemming  ontzegde  recht  voor  zieh  
 bedong,  om  eene  versterkte löge  in Tjeribon te bouwen. Hiermede  
 was thans geheel Java öf onder het rechtreeksch beheer öf onder den  
 invloed  en  het  monopoliestelsel  der  Compagnie  gebracht,  Ban-  
 ten  alleen  nog  üitgezonderd.  Maar  ook  dit  zou  spoedig  volgen  '). 
 De  onderhandelingen  waren  in  Augustus  1680  afgebroken  en  
 de  zaken  in  statu  quo  gelaten,  maar  Sultan  Hadji  gevoelde  
 geen  neiging  om  den  oorlogstoestand  te  vernieuwen.  Zijne  ge-  
 zindheid  bleef  vriendschappelijk;  van weerszijden werden  beleefd-  
 heden  gewisseid,  en  toen  Speelman  den  25sten November als op-  
 volger  van  den  afgetreden  Gouverneur-Generaal was ingehuldigd,  
 kwamen  binnen  14  dagen  gezanten  van  Sultan  Hadji  te  Batavia  
 om  hem  te  hegroeten  en  geluk  te  wenschen.  Maar  de  oude Sultan  
 Ageng  had  inmiddels  niet  stil  gezeten.  Met groote bekwaam-  
 heid  had  hij  in  zijne  afzondering  te  Tirtajasa  zijne  partjj gereor-  
 ganiseerd,  en  de  vele  Makassaren  en  Maleiers  die,  sedert  het  
 rooven  op  het  grondgebied  van  Batavia  door  Sultan  Hadji  ver-  
 boden  was,  niets  meer  te  doen  hadden  gevonden,  tot  zijnen  
 dienst  weten  over  te  halen.  Eerst  in  de  Lampongsche  distrikten  
 op  Sumatra,  waarheen  vele  aanhangers  van  den  ouden  Sultan  
 gebannen  waren,  maar  achtervolgens  ook  in  Pontang,  Tanara,  
 Tjiringin,  Tjarita  en  tot  aan  de  boorden  van  de  rivier  van  Ta-  
 ngeran,  die  destijds  nog  de grenzen tusschen Banten en het gebied  
 der  Compagnie  uitmaakte  2),  braken  onlusten  uit  en  werd  het 
 *)  Zie  het  contract  met  Tjerihon  onder  de  stukken  bij  de  Jonge,  VII.  372. 
 3)  Speelman  bij  de  Jonge.  VII.  6 9 ,  Valentin  IV.  1.  6. 
 gezag  van  Sultan  Hadji  miskend.  Yan  alle  zijden  zag  zieh  die  
 vorst  in  zijne  hoofdplaats  door  afvallige  gewesten  omklemd,  en  
 toen  hij  tot  herstel  van  zijn  gezag  twee  legerkorpsen  naar  Pontang  
 en  Tanara  uitzond,  liepen  de  bevelhebbers  met het grootste  
 gedeelte  van  hun  volk  tot  den  ouden  Sultan  over.  Kort  daarop,  
 in  den  nacht  tusschen  d e n   26sten  en  27sten Februari  1682, brak  
 in  Banten  op  verschillende  plaatsen  te  gelijk  een  hevige  brand  
 uit,  en  te  midden  der  daardoor  ontstane  verwarring  drongen  de  
 aanhangers  van  Sultan  Ageng  in  de  stad,  maakten  zieh  van  
 haar  meester  en  sloegen  het beleg  om  het kasteel Soeroesoean  ‘) ,  
 waarfn  Sultan  Hadji  zijn  verblijf  had  gevestigd.  De  toestand van  
 dien  vorst  scheen  hopeloos;  alleen  aan  de  tegenwoordigheid  van  
 geest  van  den  bekenden  avonturier  Jakob  de  Roy  ä)  had  hij  
 zijne  redding  te  danken.  Deze  wist  aan  Sultan  Hadji  en  zijne  
 weinige  getrouwen  moed  in  te  spreken  en  nam  het  bevel  in het  
 kasteel  op  zieh,  dat  hij  heldhaftig  verdedigde,  totdat van Batavia  
 de  hulp  kwam  opdagen,  die  de  Sultan  op  zjjn  raad  door  tus-  
 schenkomst  van  den  resident  Caeff  van  den Gouverneur-Generaal  
 had  doen  vragen. 
 Speelman,  ook  nog door een briefje van de eerste vrouw des Sultans  
 tot  het  zenden  van spoedigen bijstand aangespoord,  liet reeds  
 den  6den  Maart twee schepen met eene bende krijgsvolk onder bevel  
 van  de  St.  Martin  naar  Banten  vertrekken.  Deze kon echter niets  
 uitrichten:  op  zijn  aanbod  tot  bemiddeling  verwaardigde  Sultan  
 Ageng  zieh  zelfs  niet  een  antwoord  te  geven,  en  zijne pogingen  
 om  te  landen  werden  door  de  gesteldheid  van  den  grond  en het  
 vuur  der  door  Engelsche  en  Deensche  konstabels  hediende  bat-  
 terijen  van  Sultan  Ageng  verijdeld.  Hij  zond  daarop  kapitein  
 Sloot  en  den  resident  Caeff  naar  Batavia  om  versterking  te  vragen. 
   De  buitengewone  spoed  waarmede  aan  dit  verzoek  werd  
 voldaan,  was  ongetwijfeld  toe  te  schrijven aan het aanhod dat Sul*) 
   Tn  de  stukken  van  dezen  tijd  wordt  »het  kasteel  Soeroesoean»  dikwijls  vermeld,  
 b.  v.  bij  de  Jonge,  V I I,  384.  De  naam  Staat  ongetwijfeld  in  verband  met  den  titel  
 van  Dipati  Soeroesoean,  soms  aan  den  grondlegger  der  Bantensche  dynastie  gegeven.  
 Zie  boven,  bl.  198.  Missebien  werd  reeds  diens  hofplaats  zoo  genoemd. 
 3)  Zie  b.  v.  over  hem  de  noot  van  de  Jonge,  V II.  CLXVI;  v.  Kämpen,  Neder-  
 landers  buiten  Europa,  I I .  290;  mijn  »Borneo’s  Westerafdeeling,»  Inl.  XL.