
 
        
         
		en  eene  söm  gelds  van  2300  rijksdaalders  ’s  jaars  voor  levering  
 van  ‘timmerhout  toegelegd.  Daarentegen  namen  zij  de  verplich-  
 ting  op  zieh  om jaarlijks  600  kojans  rijst  tegen  betaling  van  25  
 rijksdaalders  het  kojan  te  leveren,  en  door  hunne  onderdanen  
 producten  voor  den  uitvoer  naar  Europa  te  doen  telen,  tegen  
 vaste  prijzen  aan  de Regeering af  te  staan  ').  De bevrediging  van  
 Tjeribon  bleef  echter  onvolkomen,  zooals  later  blijken  zal. 
 Inmiddels  was  in  Nederland  de  hervorming  overwogen,  die  
 het  bestuur  der  kolonien  zou  moeten  ondergaan.  De  Com-  
 missie,  den  11 den  November  1802  met  het  onderzoek  der  
 daarop  betrekkelijke  vragen  belast,  deed  in  haar  rapportslechts  
 zeer  matige  concession  aan  de wenschen der hervormingsgezinden.  
 Zij  behield  alles  wat  nog  eenigszins  houdbaar  was  en  weerde  
 slechts  de  ergste  misbruiken.  Schier  geheel  in  overeenstemming  
 met  haar  ontwerp  werd  in  1804  het  charter  voor  de  Aziatische  
 bezittingen  vastgesteld;  en  men  werd  daarop  te  rade  tot  invoe-  
 ring  van  zijne  bepalingen  drie  Commissarissen  Generaal  naar  
 Indie  te  zenden,  van  welke  een  als  Gouverneur  Generaal  zou  
 optreden  in  plaats  van  Wiese,  die  tot  die  waardigheid  slechts  
 ad  interim  was  benoemd.  Maar  eer  daaraan  uitvoering  werd  
 gegeven,  bracht  eene  nieuwe wending den Raadpensionaris Schim-  
 inelpenninck  aan  het  hoofd  van  den  Staat.  Deze  benoemde  den  
 1 Iden  November  de  heeren  Elout  en  van  Grasveld  tot  Commissarissen  
 Generaal,  om  tevens  als  Gouverneur  Generaal  en  Lui-  
 tenant  Generaal  op  te  treden.  Het  Reglement  op  het  beleid  der  
 regeering,  dat  hun  den  27s^en  Januari  1806  werd  overhandigd,  
 bevatte,  positief  en  negatief,  een  groote  toenadering  tot mildere  
 begrippen.  In  plaats  van  met  het  charter  het  beginsel  voorop  
 te  stellen  dat  de  Kolonien  slechts  ter  wille  van  den  Staat  
 bestaan,  stelde  het  de  belangen  van  den  Inlander  naast  die  
 van  den  Staat;  in  plaats  van  met  het  charter  te  verkündigen  
 dat  de  toekenning  van  grondeigendom  en  afschaffing  van  heere-  
 diensten  als  grondslagen  voor  de  verbetering  van  het  inwendig  
 bestuur  op  Java  niet  in  aanmerking  mochten  komen,  nam  het  
 omtrent  deze  punten  een  veel  beteekenend  zwijgen  in  acht,  en  
 >)  Zie  dit  contract  bij  Engelhard,  Rapport.  240. 
 op den  weg der  opheffing van de gedwongen leverantien en monopo-  
 lien  deed het eene belangrijke schrede voorwaarts.  Maar nauwelijks  
 hadden de Commissarissen Generaal de reis naar Indie ondernomen,  
 toen de wil des Franschen Keizers de BataafscheRepubliek omschiep  
 tot  het  Koningrijk  Holland, met Lodewijk Napoleon aan het hoofd.  
 De  Raad  der  Aziatische  Bezittingen  werd  nu  door  een Ministerie  
 van  Kolonien  en  Koophandel  vervangen,  en  de  Commissarissen  
 Generaal, die reeds te Rio Janeiro waren gekomen, werden terugge-  
 roepen,  terwijl,  vooral  ook  met  het  oog  op  de  verdediging  der  
 bezittingen tegen de aanvallen der Engelschen, de Kolonei-Generaal,  
 later  Maarschalk,  Daendels  den  28sten Januari  1807  tot  Gouverneur  
 Generaal  der  Hollandsche bezittingen  beoosten de Kaap werd  
 benoemd.  Het  duurde  echter  tot  14  Januari  1808  eer  hem  het  
 bestuur  door  Wiese  kon  worden  overgedragen. 
 Slechts  drie  jaren ,  van  1808  tot  1811,  voerde  Daendels  het  
 bewind,  maar  het  liet  diepe  sporen  op  Java  achter.  Men  kan  
 het  vergelijken  bij  een  hevig  onweder,  verwoestend  in  zijne  
 onmiddellijke  gevolgen,  maar  heilzaam  in  zijne  uitwerkselen.  
 Het  is  niet  vreemd  dat  de  onverzettelijke  wil,  de  despotieke  
 handelingen  van  den  Maarschalk  de  tijdgenooten  met  wrevel  en  
 schrik  vervulden;  maar  het  nageslacht  heeft  erkend  dat  in  den  
 toenmaligen  toestand  van  Java  eene  krachtige  hand  als  de  zijne  
 eene  weldaad  was,  onder  voorwaarde  dat  zij  niet  mistastte,  
 en  dat  hij  dit  laatste  slechts  zelden  heeft  gedaan. 
 Het  is  natuurlijk  dat  een  krijgsman  als  Daendels  zijne  aan-  
 dacht  in  de  eerste  plaats  wijdde  aan  de  onder  zijne  voorgangers  
 zoozeer  verwaarloosde  middelen  van  verdediging.  De  vernietigde  
 vloot  van  Hartsinek  was  niet  dadelijk  door  eene  andere  te  vervangen  
 ,  de  Engelschen  waren  meesters  van  de  zee,  en  aan  
 het  bouwen  van  groote  schepen  in  Indie  viel  vooreerst  niet  te  
 denken;  maar  toch  werd  eene  vloot  van  13  kanonneerbooten  
 en  40  kruisprauwen  geschapen,  bestemd  zoowel  om  tot  de  verdediging  
 mede  te  werken,  als  om  den  handel  zooveel  mogelijk  
 tegen  de  toenemende  zeerooverij  te  beveiligen.  Doch  de  belangen  
 der  vloot  moesten  natuurlijk  zeer  achterstaan  bij  die  van  
 het  leger.  Niet  alleen  toch  had  Daendels  Java  in  staat  te  stellen