
 
        
         
		dit  noodig  oordeelde,  koffietuinen  te  doen  aanleggen  en regelin-  
 gen  te  maken  omtrent  het  onderhoud  der  tuinen  en  de  inzame-  
 ling  der  vruchten.  In  al  de  residentien  der  Noordoostkust,  waar  
 de  koffiecultuur  steeds  van  gering  belang  geweest  en  nu  ge-  
 heel  in  verval  geraakt  was,  kreeg  zij  een  nieuw  leven,  en  alles  
 wat  betrekkelijk  levering ,  betaling  en  vervoer  voor  de  Preanger  
 landen  was  verordend,  werd  ook  daar  in  toepassing  gebracht.  
 Daendels  beroemt  zieh  dat  in  de  drie  jaren  van  zijn  bestuur 
 45.700,000  koffieboomen  waren  geplant  en  daardoor  het  aantal  
 gebracht  op  72,670,000,  en  dat,  terwijl  de  oude  boomen  om-  
 streeks  120,000  pikols  hadden  opgebracht,  men  wegens  den  
 vermeerderden  aanplant  in  het  vervolg  op  300,000  pikols  zou  
 mögen  rekenen  ’). 
 De  suikercultuur  liet  Daendels  bij  voortduring  aan  particulie-  
 ren  over,  en  alle  verplichte  leveringen  van  dit  product  werden  
 afgeschaft2).  Om  de  vrije  cultuur  van  tabak  en  katjang  tanah  
 te  bevorderen  moedigde  hy  in  de  Preanger  de  vestiging  aan  
 van  Chineezen,  die  tot  nog  toe  uit  deze  residentie  geweerd  
 waren,  door  hun  onbebouwde  gronden  ter  nederzetting  toe  te  
 wijzen. 
 Wat  eindelijk  de  zoogenaamde  blandong,  d.  i.  het  boschwezen  
 betreft,  trachtte  Daendels  zoowel  de  voordeelen  die  het  Gouvernement  
 daaruit  kon  trekken,  als  de  welvaart  der  daarbij  in-  
 gedeelde  bevolking  (de  glidig  blandong)  te  vermeerderen,  door  
 in  de  plaats  van  het  toezicht  der  regenten  en  residenten,  dat  
 van  een  Inspecteur-Generaal  en  een  Collegie  van  Administratie  
 te  stellen  en  aan  het  blandongsvolk  (misschien  tot  dusver  het  
 ongelukkigste  deel  van  Java’s  bevolking) genoegzame rijstvelden,  
 vrijdom  van  alle  andere  heerediensten,  rijst  gedurende  den  tijd  
 op  de  kapplaatsen  doorgebracht  en  eene  jaarlijksche  verstrek-  
 king  van  zout  toe  te  kennen,  en  hun  eene  nauwgezette betaling  
 voor  de  geleverde  houtwerken  volgens  de  bestaande  tarieven  te  
 verzekeren  3). 
 De  aanstelling  van  generale  inspecteurs  voor  de  koffiecultuur 
 *)  Staat.  49.  2)  Staat  86. 
 3)  Staat.  50  v.  O.  St.  Houtbosschen,  n°.  12. 
 en  het  boschwezen  was  niet  de  eenige  belangrijke  wijziging door  
 Daendels  in  het  bestuur  der  inlandsche  bevolking  gebracht.  Een  
 zijner  meest  doortastende  maatregelen  was  de  geheele  opheffing  
 van  het  Gouvernement  der  Noordoostkust.  Zij  ging  gepaard  met  
 de  aanstelling  van  Prefecten  (welke  titel  in  plaats  van  den vroe-  
 ger  gebruikelijken  van  Resident  gesteld,  en  later  op den wensch  
 van  Koning  Lodewijk,  die  zooveel  mogelijk  de  bastaardwoorden  
 wilde  verbannen,  in  dien  van  Landdrost  veranderd  werd)  te Ta-  
 ga l,  Pekalongan,  Samarang,  Djapara,  Djewana  en  Rembang,  
 terwijl  de  Gezaghebber  te  Soerabaja  met  het  bestuur  over  den  
 geheelen  Oosthoek  vooreerst  ook  nog  zijn  titel  behield.  Nader-  
 hand  werden  hierin  nog  de  volgende  veranderingen  gebracht.  
 Djewana  werd  vereenigd  met  Djapara;  de  Gezaghebber  van  den  
 Oosthoek  kreeg  mede  den  titel  van  Prefect,  maar  behield  als  
 zoodanig  den  voorrang  boven  zijne  ambtgenooten;  Gresik,  dat  
 onder  den  Gezaghebber  door  een  Resident  was  bestuurd  geworden  
 ,  werd  een  onder-prefectuur.  Rembang,  dat, met uitzondering  
 van  het  regentschap  Toeban,  alleen  van  gewicht  was  om  de  
 djatibosschen  en  niet  meer  rijstvelden  bevatte,  dan' voor  het  
 blandongsvolk noodig waren, werd, terwijl Toeban met Gresik werd  
 vereenigd,  voor  ’t  overige  onder  het  beheér  van  het  Collegie  
 van  Administratie  der  bosschen  gesteld  ‘).  Over  de inrichting van  
 het  inlandsch bestuur  raadpleegde  Daendels  niet  alleen  met  den  
 Gezaghebber  en  de  kundigste  prefecten,  maar  hij  riep  ook  alle  
 regenten  van  de  Noordoostkust,  38  in  getal,  te  Samarang  bij-  
 een  en  hield  met  hen  van  Juli  tot  September  1808  herhaalde  
 bijeenkomsten.  Eerst  daarna  werd  de  organisatie  vastgesteld,  die  
 de  instandhouding  van  het  inwendig  bestuur  en  de  wetten  en  
 gewoonten  der  Javanen  voorschreef;  de  prefecten  met  de  hand-  
 having  van  orde  en  politie,  het  opzicht  over  de  handelingen  der  
 regenten,  de  bescherming  der  bevolking  tegen  knevelarij,  het  
 toezicht  op  de  cultures  en  het  ontvangen  der  contingenten  en  
 leverantien  belastte;  de  regenten  tot  Hollandsche  ambtenaren  
 verklaarde,  in  rang  onmiddellijk  op  de prefecten volgende, hunne 
 ■)  Staat.  40.  Vgl.  boven,  bl.  522.