
 
        
         
		gelofte  van  niet  te  zullen  rüsten  voordat  zij  zieh  op  den  moor-  
 denaar  van  hären  echtgenoot  en  hären  hroeder  had  gewroken. 
 De  Adipati  van  Djipang,  tot  dusverre  maar  al  te  gelukkig  in  
 zijne  misdadige  pogingen,  besloot  nu  ook  den  vorst  van Padjang  
 door  dezelfde  middelen  ten  val  te  brengen.  De  gehuurde  moor-  
 denaars  waren  reeds  in" zijne  slaapkamer  doorgedrongen,  toen de  
 aanslag  nog  tijdig  door  eene  zijner  vrouwen  werd  ontdekt.  De  
 werktuigen van Raden Penangsang’s gruwelijke voornemens werden  
 gevat  en redden hun leven  door  den  naam  van  hunnen  lastgever te  
 verraden.  Nu verhond zieh de vorst van Padjang met de weduwe van  
 Soesoehoenan  Kali  Njamat tot wraak op den snoodaard , die zoovele  
 misdaden  had  bedreven.  Hij rustte een leger tegen  hem u it, doodde  
 hem  op  een  listige  wijs,  versloeg  zijne  benden  en  veroverde zijn  
 gansche  gebied. 
 Eene  nieuwe  verdeeling  van  den  bodem  van  Java  was  het ge-  
 volg  dezer  bloedige  gebeurtenissen.  De  staten  van  den  vorst van  
 Prawätä  kwamen  onder  het  bestuur  van  zijn  nu  meerderjarig  
 geworden  zoon  Arjä  Pangiri.  De  vorstin  van  Djapara  behield  
 het  gebied  door  hären  echtgenoot  bezeten.  Djipang  werd  ver-  
 eenigd  met  Padjang,  en  de  vorst  van  dat  rijk  liet  zieh  in  1568  
 als  Sultan  huldigen  door  den  priestervorst  van  Giri-Gresik,  over  
 wiens  geestelijk  oppergezag  ik  vroeger  gesproken  heb  ').  Het  
 komt  mij  waarschijnlijk  voor,  dat  toen  voor  het  eerst de titel van  
 Sultan  door  een  Javaanschen  vorst  is aangenomen,  en dat op dezen  
 hem  door  den  Opperpriester  verleenden  titel  de  aanspraak  van  
 den  vorst  van  Padjang  op  het  oppergezag  over  de  overige  vor-  
 sten  voornamelijk  gegrond  was  2).  Ook  aan  Arjä  Pangiri  wordt,  
 wel  is  waar;  de  titel  van  Sultan  van  Demak  somtijds  gegeven,  
 doch  dit  zal,  daar  hij  zieh  als  vazal  van  Padjang  besehouwde,  
 vermoedelijk  aan  de  onnauwkeurigheid  en  verwardheid  der  
 Javaansche  kroniekschrijvers  zijn  toe  te  schrijven,  die  op  vage  
 wijze  ook  aan  vroegere  vorsten  dien  titel  wel  eens  toekennen.  
 Daarentegen  zullen  wij  later  de  vorsten  van  Banten  en Tjeribon  
 den  Sultanstitel  zien  aannemen,  in  verband,  zoo  het schijnt, met 
 hun  streven  om  zieh  geheel  aan  het  oppergezag  der  vorsten van  
 Mataram  te  onttrekken.  Het  gezag  van  den  Sultan  van  Padjang  
 breidde  zieh  later  nog  verder  uit,  toen  onderscheiden  gewesten  
 van  Java,  die  aan  den  vorst  van  Madoera  ondergeschikt  waren,  
 tegen  dezen  in  opstand  geraakten  en,  na  zieh  geheel  te  hebben  
 losgescheurd,  Pandji Wirjä  Krämä,  Adipati  van Soerabaja, onder  
 het  oppergezag  van den  Sultan  van  Padjang,  tot hun hoofd kozen.  
 Daarentegen  wist  in  den  Oosthoek  Santa  Goenä,  de  Siwaietische  
 vorst  van  Balamhangan,  nietalleen  zijn gezag te handhaven, maar  
 zelfs  met  hulptroepen  van  Bali  en  Celebes  zijne  grenzen  weder  
 uit  te  breiden  en  Panaroekan  te  heroveren,  dat  dus  destijds  
 Mohammedaansch  en  aan  Padjang  onderworpen moet geweest zijn,  
 Om  het  hezit  van  dit  regentschap  schijnen  de  Siwaieten  en Moslem  
 en  langen  tijd  met  afwisselenden uitslag gestreden te hebben.  2) 
 Maar  het  is  hier  de  plaats  om,  eer  ik  verder ga, eeiiige oogen-  
 blikken  stil  te  staan  bij  de  vorstin  van Djapara.  Men is verbaasd  
 wanneer  men  bij  de  Couto  en  andere  Portugeesche  schrijvers  2)  
 leest  van  eene  Mohammedaansche  vorstin  op  Java,  terwijl  de  
 Islam  vrouwen  ongeschikt  verklaart  voor  de  regeering.  Maar  nu  
 blijkt  het  dat  van  die  vorstin  ook  in  de  Javaansche  babadsmel-  
 ding  wordt  gemaakt ,  en  het  geeft  den  geschiedvorscher  die  bij  
 de  onbepaaldheid  en  onderlinge  strijdigheid  der  getuigenissen als  
 in  den  donker  rondtast  om  de  waarheid  te  grijpen,  eene  aange-  
 name  gewaarwording,  dat  ten  minste  op  een  enkel  punt  eene  
 ongewachte  overeenstemming  hem  de  zekerheid  geeft  dat  hij  op  
 historischen  bodem  staat. 
 Voor  hem  die  eenigszins  nader  met  de  geschiedenis  van  den  
 Indischen  Archipel  hekend  is,  wijkt  de  bevreemding,  wanneer  
 hij  zieh  de  vele  voorbeelden  van  vrouwelijke  regenten aldaar voor  
 den  geest  roept;  waarvan  oudere en nieuwere berichten gewagen,  
 en  waarvan  de  bijna  60jarige  regeering  van  vier  vrouwen  achter  
 elkander  in  het  rijk  van  Atjeh  wel  het merkwaardigste voorbeeld  
 is.  Hij  zal  in  die  vorstin  van  Djapara  een  nieuw  bewijs  op merken  
 van  de  gebrekkige  bekendheid  met  het  publieke  recht  van 
 H  Zie  boven  blz.  232,  242,  252.  2)  Zie  boven  blz*.  249; 
 II.  •.  17