
 
        
         
		men  een  fac-simile  in  W.  von  Humboldt’s  werk  over  de  Kawi-  
 taal.  Het ¡jaartal  506  van  Säkä  (584  n.  C.),  waarin  Baffles deze  
 inscriptie  plaatst,  is  even  verdacht  als  alle  tot  hooger  dan  de  
 achtete  of  negende  eeuw  opklimmende  jaartallen,  en  zijne  ver-  
 taling  verdient  even  als  alle  verklaring  van  Kawi-oorkonden  uit  
 dien  tijd  niet  het  minste  vertrouwen;  maar  ik  betreur  het  zeer  
 dat  de  genoemde  grondige  kenners  van  Java’s  oudheid  van hun  
 onderzoek  van  dien  steen  nog  geene  uitkomsten  hebben  verkre-  
 gen,  die  zij  voor  mededeeling  rijp  achtten  ’). 
 Uit dit overzicht blijkt,  dat van de talrijke Javaansche inseriptien  
 op  steen  nog  slechts  weinige  zijn  uitgegeven,  en  dat  de  verklaring  
 zelfs  van  die  weinige  nog  zeer  geringe  vordering  heeft  ge-  
 maakt,  maar  desniettemin  reeds  onderscheidene  voor  de geschie-  
 denis  niet  onbelangrijke  feiten  heeft  aan  het  licht  gebracht. Veel  
 verder  hebben  wij  het  gebracht  in  de  kennis  der  op  koper  ge-  
 graveerde  inscripties,  waarvan  niet  minder  dan  22 op kosten van  
 het  Bataviaasch  Genootschap  en  onder  toezicht  van  den  heer  
 Cohen  Stuart  in  zorgvuldige  fac-simile’s  zijn  uitgegeven  3).  Deze 
 *)  Kawi-oorkonden.  Inleiding  en  transscriptie,  bl.  XV  v.  en  37. 
 s)  Eerst  in  dit  jaar  (1875)  werd  de  geheele  verzameling  voltooid  en  tot  een  bnndel  
 vereenigd  onder  den  titel  «Kawi-oorkonden  in fac-simile, voor rekening van het Bat. Gen.  
 v.  K.  en  W.  en  onder  toezicbt  van  A.  B.  Cohen  Stuart  op  steen  gebracht  door  M.  
 L.  Huart  te  Batavia  en  T.  Hooiberg  te  Leiden.»  Hierbij  behoort  ook  de  reeds  meer-  
 malen  aangehaalde  »Inleiding  en  transscriptie»  van  den  heer  Cohen  Stuart,  die  een  
 afzonderlijken  bundel  vormt.  Van  de  22  inscripties  in  koper  behooren  er  drie  aan  
 het  Museum  van  Ondheden  te  Leiden,  de  overige  aan  het  Museum  van  het  Bat.  
 Gen.  Zie  verder  over  die  inscripties  I ’riederich  in  Zeitschr.  d.  D.  Morgenl.  Ges. 
 X.  592  en  Verh.  v.  h.  Bat.  Gen.  XXVI. 8 6 ;  T.  v.  I .  T.  L.  en  Vk.  I l l ,   bl.  XX__ 
 X X III;  Notulen  v.  h.  Bat.  Gen.  IV. .139—149,  213,  229,  VIH.  Bijl.  XXII— 
 XXXIV,  XI.  17,  50,  Bijl.  LX;  Versl.  aang.  afdr.  v.  te  Bat.  aanwezige  Kawi-oork,  
 in  Versl.  en  Meded.  d.  K.  Akad.  v.  Wet.  Afd.  Letterk.  2e  reeks,  D.  V I I ;  Kern  in  
 T.  V,  I.  T.  L.  en  Vk.  XX.  228  en  zijne  Verhandeling  over Oud-javaansche eedformu-  
 lieren  in  Bijdr.  t.  d.  I.  T.  L.  en  Vk.  3e  Vr.  V III.  211,  IX.  197.  —  Uit  de  
 vergelijking  dezer  plaatsen  zal  blijken,  dat  niet  alle  bekende  inseriptien  op  koper  in  
 de  verzameling  bevat  zijn.  Onder  andere  ontbreekt  daarin  ook  die  welke  door  Raffles  
 op  plaat  LXXXV  van  zijn  »Java»  werd  uitgegeven,  en  op  nieuw  afgedrukt  is in  Bl. X  
 van  de  Zeitschr.  d.  B.  M.  G.  Echter  is de  transscriptie  van  dit  fragment  (want  wij 
 bezitten  alleen  het  begin)  door  den  heer Stuart  als  no.  XXVIII  opgeoomen.  Be  koperen  
 plaat  waarvan  dit  opschrift  gekopieerd  is,  behoorde  vroeger  aan  het  Museum  
 van  het  Bat.  Gen.,  maar  is  daaruit  verdwenen  en  wellicht  thans  bij  de  documenten  
 uit  Raffles  nalatenschap  te  Londen  te  vinden.  De  verklaring  dier  inscriptie  gaf  1' 1'ie-  
 derich  op  de  boven  aangehaalde  plaatsen.  Lassen,  Ind.  Alterthumsk.  IV.  480,  heeft,  
 onbegrijpelijker  wijze,  twee  inseriptien  uit  die  ééae  gemaakt. 
 inseriptien  zijn  doorgaans  met  veel meer zorg opgesteld en bewerkt  
 en ,  wegens  den  aard  van  het  materiaal, veel  beter  bewaard  dan  
 die  op  steen,  en  leveren  den  uitgever  en verklaarder niet zoovele  
 onoverkomelijke  zwarigheden  op. 
 De  gewone  vorm der platen waarop deze  inseriptien voorkomen,  
 is  die  van  langwerpige  strooken,  in  lengte  van  drie  tot  vijf decimeters, 
   in  breedte  van  7  tot  14  centimeters  afwisselende,  en  
 aan  eene  of  aan  beide  zijden  van  vier  tot  zeven,  enkele zelfs tot  
 elf  regels  schrifts  bevattende.  Zij  zijn over het algemeen aan beide  
 kanten  beschreven,  en  wel  in  dier voege dat de karakters der eene  
 zijde  met  betrekking  tot  de  andere  ’t onderst boven  staan,  zoodat  
 men  de  bladen  om  het  vervolg  te  lezen  even  als  een  muntstuk  
 moet  omkeeren.  Hierin  komen  zij  overeen  met  de  bekende oude  
 Javaansche handschriften op kropaks of  lontarbladeren,  en zij  schij-  
 nen  als een navolging van zulke handschriften op duurzamer materiaal  
 te  moeten beschouwd worden. Daarom dan ook dat, waar, gelijk  
 doorgaans  het  geval  is,  het  geschrift  over  meerdere  platen  is  
 verdeeld,  de  eene  zijde  der  eerste  plaat,  die  als  het  boven-  of  
 buitenblad  moet  worden  aangeinerkt,  altijd  onbeschreven  is.  
 Waarschijnlijk  werden  zij  bewaard  in  opzettelijk  daarvoor  ver-  
 vaardigde  kistjes.  Bij  al  deze  platen  is  het schrift gegrift, gekrast  
 of  gedreven  hetzij  onmiddellijk  in  hetmetaal,  of,  zooals de inlanders  
 beweren,  in  vormen  van  weeker  stof  waarop  de platen zou-  
 den  zijn  afgegoten. 
 De  schriftvorm  heeft,  bij  meer  of  min  belangrijkeverschillen,  
 op  al  deze  platen  hetzelfde  karakter,  en  is  onder  alle  oude  
 Javaansche  alfabets  het  naast  met  het  nieuw-Javaansche  schrift  
 verwant.  Ofschoon  geen  enkele  inlander  zonder  voorafgaande  
 studie  thans  die  karakters  nog  lezen  kan,  kan  men  zeggen  dat  
 de  lezing  van  al  de  inscripties,  voor  zoover  ze  in  leesbaren  toe-  
 stand  zijn,  behoudens  enkele  nog  raadselachtige  teekens,  vol-  
 doende  is  vastgesteld.  Met  de  verklaring  is  men  nog  niet  zoo  
 ver.  De  taal  dezer  opschriften,  een  soort  van  Kawi  of  oud-  
 Javaansch,  levert  weinig  zwarigheden  op  ten  aanzien  van  devele  
 Sanskrietwoorden  en  zinsneden  of versregels  in  Sanskriet  die  er  
 in  voorkomen,  maar  des  te  meer  ten  aanzien  van  het  inlandsch  
 H.  3