
 
        
         
		Portugeezen  te  Malakka  van  hunne gevaarlijkste vijanden bevrijd;  
 want  in  vergelijking  in et  de  Javanen  worden  de Maleiers slechts  
 weinig  door  hen  geteld  ‘). 
 Ik  merkte  reeds  op  dat  Pate  Unuz  zijn  gezag,  of lievcr  dat  
 van  zijn  meester  Pangeran  Tranggänä,  die  vermoedelijk  in  den  
 aanval  op  Malakka  meer  de  hand  heefit  gehad  dan  uit  de  Por-  
 tugeesche  berichten  blijkt,  ook  te  Djapara  niet  op den duur heefit  
 kunnen  handhaven.  Wij  zullen  straks  debewijzen  vinden, dat die  
 plaats  voor  het Mohammedaansche  rijk  van  Demak spoedig weder  
 moet  zijn  verloren  ggaan.  Pate  Unuz  zelven  vinden  wij,  slechts  
 weinige maanden na zijne nederlaag voor Malakka, te Sidajoe aan den  
 noordeljjken  ingang  van  straat  Madoera, en ik houd mij  overtuigd,  
 dat  hij  ook  daar  weder  als  gemachtigde  of  gouverneur  namens  
 den  vorst  van  Demak  werkzaam  was.  Die  vorst  zelf blijft bij de  
 oudere  Portugeesche  sehnjvers  zeer op den achtergrond; hij schijnt  
 echter  bedoeld  te  worden,  waar  zij van den Sangue de pate, volle-  
 diger  Sangue  de  pate  de  Dama,  gewag  maken  2).  Die  titel  laat  
 zieh  gemakkelijk  verklären  door  Sang Dipati van Demak, waarbij  
 dan  S a n g   het  hekende  Javaansche  voorvoegsel  is ,  dat  vöör  de  
 namen  of  titels  van  goden  en  doorluchtige  personen  wordt  ge-  
 plaatst  3). 
 "Wat  ik  tot  dusverre  van  de  betrekkingen  tusschen  de  Portugeezen  
 en  Javanen  verhaalde,  is  ongetwijfeld  van  gewicht  voor  
 de  kennis  van  Java’s  maatschappelijken  toestandinde  16de  eeuw  
 omdat  er  uit  blijkt  dat  zeevaart  en  handel  toen  tot  de  meest  
 geliefkoosde  bedrijven  der  bevolking  behoorden,  en  dat  vele dui-  
 zenden  Javanen  op  andere  eilanden  van  den  Archipel  gevestigd  
 waren;  maar  het  verspreidt  over  den  inwendigen  toestandvan  
 het  eiland  al  zeer  weinig  licht.  Yan  eigenlijke  vestiging  op  
 Java  was  aanvankelijk  bij  de  Portugeezen  in  het  geheel  geen  
 sprake,  en  ook  later  heeft  die  zieh  steeds  tot  eenige  weinige  
 handelaars  en  gelukzoekers  bepaald.  Echter  hebben  zij  reeds  
 vroeg  de  Javaansche  havens  op  de  noordkust bezocht, doch hoofd- 
 ')   De  Barros,  Dec.  I I ,   liv.  IX ,  c.  4  en  5. 
 2)  De  Barros,  Dec.  I I I ,   1.  V,  c.  6 :  Dec.  IV ,  liv.  I ,   c.  12. 
 3)  Vgl.  D.  I ,   hl.  314  (Sanghjang),  bl.  335  (Saogtäpä). 
 zakelijk  met  het  doel  om  zieh  op  hunne tochten naar de Molukken  
 te  ververschen;  want  een  zelfstandig  aandeel  in  den  handel  in  
 speeerijen  te  erlangen,  die  tijdens  de  verovering  van  Malakka  
 geheel  in  handen  der  Maleiers  en  Javanen was, schijnt het hoofd-  
 doel  van  hun  streven  in  den  Archipel  geweest  te  zjjn.  Nauwe-  
 lijks  had  d’Alboquerque  zieh  te  Malakka  gevestigd,  of  hij  zond  
 een  Mohammedaanschen  schipper  van  die plaats, Nakhoda Ismael  
 geheeten,  met  een  jonk  naar  de  Molukken,  als  voorlooper  en  
 wegbereider  van  Antonio  d’Abreu,  aan  wien  eene  verkenning  
 der  oostelijke  eilanden  werd  opgedragen  met  een  eskader  van  
 drie  schepen,  waarop  zieh  onderscheiden  Maleiers  en  Javanen  
 bevonden  die  met de vaart op  de Molukken bekend waren. D’Abreu  
 nam  den  weg  längs  Java’s  noordkust,  waar  hij  de  destijds  zoo  
 bekende  haven  van  Gresik  aandeed, en was, zoover wij weten, de  
 eerste  Portugees  die  den  bodem  van  Java  betrad.  Kakhoda  Ismael, 
   in  den  aanvang  van  1513  met  eene  lading  nagelen  uit de  
 Molukken  terugkeerende,  had  het  ongeluk  zijn  sehip op  de reede  
 van  Toeban,  eene  haven  onder  het  rechtstreeksch  bestuur  van  
 den  Sang  Dipati,  te  verliezen,  ofschoon  de  lading  werd  gered  
 en  geborgen.  Dit  gaf  aan  Ruy  de  Brito,  den  gouverneur  van  
 Malakka,  aanleiding,  om  in  de  maand  Maart  Juam  Lopez  Aluim  
 met  vier  schepen  naar  Java  te  zenden ,  en wij lezen uitdrukkelijk  
 dat  hij  in  alle  havens  zeer  wel  ontvangen  werd,  maar  inzonder-  
 heid  in  die  van  Sidajoe,  waar  het  gezag  in  handen was van den-  
 zelfden  Pate  Unuz,  die  kort  te  voren  zoo  duchtig  door  de  Portugeezen  
 gehavend  was  ’). 
 Er  verloopen  nu  eenige  jaren  waarin,  voor  zooveel  ik  weet,  
 niets  van  bezoeken  der  Portugeezen  op  Java  bekend  is.  Doch  
 in  1521  werd  dat  eiland  aangedaan  door  de  vloot  van  Antonio  
 de  Brito,  op  zjjn  tocht  naar  de  Molukken  om namens den Koning  
 van  Portugal  van  die  eilanden  bezit  te  nemen.  Eerst  landde  hij  
 te  Toeban  en  vervolgens  te  Gresik,  waar  hij  zieh  zeventien  
 dagen  ophield,  „omdat  het  eene  aanlegplaats was voor de scheep-  
 vaart  dier  gewesten  en  een  overvloed  van koopwaren en leeftocht 
 *)  De  Barros,  Dec.  I I I ,   liv.  V,  c.  6.