
 
        
         
		heid,  waarvan  het  begin  dus  luidt:  „Heil!  Saka-jaren  ver-  
 loopen  762;  maand  Sräwana;  15de  dag  van  de  lichte  helft  der  
 maand;  Zondag-Pon-Mawoeloe;  woekoe  Manahil.“  Een  aantal  
 bepalingen  die  nu  nog  volgen,  omtrent  den  stand  der  maan  
 en  der  sterren,  ga  ik  met  stilzwijgen  voorbij,  daar  zjj  eene  
 veel  te  uitvoerige  verklaring zouden  behoeven,  ofschoon zij merk-  
 waardigzijn  als  een  bewijs  hoezeer men,  tijdens  de uitvaardiging  
 van  dit  stuk,  op  Java  met  de  astronomische  berekeningen  der  
 Hindoes  vertrouwd  was.  Maar  de  opgave  omtrent  de  samentreffende  
 dagen  van  de  vijf-  zes-  en  zevendaagsche  week  stelt  ons in  
 Staat  de  dagteekening  met  volkomen  zekerheid  te  bepajen,  en  
 zelfs  eene  kleine  fout  in  eene  der  bepalingen  aan  te  wijzen.  De  
 dag  is  ongetwijfeld  de  18  Juli  840  n.  C.,  maar  deze  valt  niet  
 meer  in  de  woekoe  Manahil,  maar  op  den  eersten  dag  der  
 onmiddellijk  daarop  volgende  Prang-bakat. 
 Na  deze  bepalingen  lezen  wij,  dat  het  bevelschrift is  uitgegaan  
 van  Zijne Majesteit  den doorluchtigen koning uit het Zonnegeslacht  
 Oettoengga-dewa,  den  gewijden  vorst.  Diezelfde  naam Oettoenga-  
 dewa  komt  ook  voor in eene reeds door Raffles uitgegevene en door  
 Friederich  en  Weber  verklaarde  inscriptie  op  koper  van  hetjaar  
 n.  C.  1294,  waarin  een  dus  geheeten  vorst  „heer  van  geheel  
 Java“  wordt  genoemd  ‘).  Na  eene  tusschenruimte  van  vier  en  
 eene  halve  eeuw  vinden  wij  dus  denzelfden  titel  terug,  —  een  
 titel  die,  daar  hij  „de  hooge  Dewa“  beteekent,  en  herinnertaan  
 dien  van  „Dewa  agoeng“ ,  zooals  de  vorst  van  Klongkong,  als  
 de  hoogste  in  rang  der  vorsten  van  Bali,  nog  heden  genoemd  
 wordt,  waarschijnlijk den  Oppervorst,  den Maharadja,  aanduidde.  
 Waar  nu  die  oudere  Oettoenga-dewa  geregeerd  heeft,  zegt  het  
 slotvan  het  opschriftin  de  woorden:  „geschreven  te  Madjapahit.“  
 De  aanvankelijk  in  twijfel  getrokkene juistheid  derlezingmag  na  
 Kern s  latere  verdediging  wel  als  zeker  worden  aangemerkt.  
 Maar  de  uitkomst  die  zij  levert,  is  in de hoogste mate verrassend.  
 Tot  dusver  had  men,  op  grond  der  Javaansche babads,  die echter  
 in  de  tijdsbepaling  verre  van  eenstemmig  zijn,  de  stichting  van 
 •)  Zie  boven  bl.  10  en  de  noot  op  bl.  32. 
 Madjapahit,  of  althans  de  verheffing  dier  stad tot rijkszetel,  eerst  
 in  het  jaar  1299  na  Christus  of  zelfs  nog  later  gesteld,  en daar  
 wordt  ons  door  een  monument  van  ontwijfelbare  echtheid  de  
 zekerheid  verschaft,  dat  reeds  in  het  midden  der  negende  eeuw  
 de  Oppervorst  van  Java  te  Madjapahit  ten  troon  zat.  In  het  
 vervolg  dier  oorkonde  wordt  Dharmodaja  Mahäsambhoe  als  de  
 naam  van  dezen  vorst vermeld.  Dien  naam Dharmodaja vond Friederich  
 ook  in  een  andere  inscriptie  op  koper  uit de elfde eeuw  '),  
 die  te  Jedoeng  in  de  nabijheid  der  plaats  van  het  oude  Mädjä-  
 pahit  is  gevonden,  maar  thans  verloren  schijnt,  behoudens  eene  
 zeer  gebrekkige  lithographische  kopie  in  ’t  Museum  van  ’t  Bataviaasch  
 Genootsehap.  Mahäsambhoe  is  een  der  namen  van  
 Siwa,  dien  de  vorst  naar  Indisch  gebruik  aan  zjjne  overige  
 namen  toevoegde,  en  bewijst,  zoo  het  nog  noodig  wäre,  voldin-  
 gend,  dat  hij  het  Siwaisme  beleed.  Het  toekennen  van  velerlei  
 namen  en  titels  aan denzelfden hooggeplaatsten  persoon  is  in  alle  
 Indische  geschiedenis  eene  voorname  oorzaak  van  onduidelijkheid  
 en  verwarring. 
 De  hoofdinhoud  van  het  bevelschrift  bestaat  in  de  verheffing  
 tot  een  vrij  rechtsgebied  van  zeker  district,  Waharoe-Koeti  geheeten, 
   ten  behoeve  van  de  prinsen Tjanljoe-makoeta en Tjantjoe-  
 manggala,  waarvan  de  eerste  te  Oost-,  de  andere  te  West-  
 Koeti  verblijf hield.  Ofschoon  Koeti nog  als  dorpsnaam  in  Sama-  
 rang  en  Rembang  voorkomt,  geloof  ik  toch  niet dat het mogelijk  
 is ,  nu  nog  de  ligging  van  dit  district  te  bepalen.  Na  deaanwij-  
 zing  der  grenzen  van  dit  district  wordt  een  lange  lijst  gegeven  
 van  personen  en  zaken  met  welke  zieh  voortaan  de  beambten  
 van  den  vorst  zelven  niet  meer  zouden  hebben te bemoeien. Ver-  
 volgens  worden  nog  de  grenzen van het oostelijk van Waharoe gelegen  
 district  Tjampaga  bepaald,  en daarna wordt bekend gemaakt  
 dat  de  vorst  aan  een  aantal  boejoets  (oudsten P) geschenken heeft  
 toegebend,  die  of  in  kleederen  of  in  kostbaarheden  van  edel  
 metaal  (want  het  woord  wordt  verschillend  opgevat)  bestaan  2). 
 1)  Friederich  las .hier  het  jaar  562  der  J  a v.  aera,  maar  Cohen  Stuart  heeft  aange-  
 toond  dat,  wat  men  ook  van  de  andere  cijfers  denken  möge,  de  5  stellig  9  moetzijn. 
 2)  Indien  ook  het  geschenk  in  kleederen bestond,  behoeft  men niet noodwendig aan een