
 
        
         
		aanstelling, met afschaffing der vroeger gebruikelijke huldegiften  '),  
 onmiddellijk  aan  den  Gouv.  Gen.  opdroeg,  die  ook  alleen  bet  
 recht  had  hen  af  te  zetten,  maar  hun  overigensslechts  met  
 inkrimping,  voor  zooveel  raadzaam  werd  geacht, van hun stoet en  
 staatsie,  en  met  overdracht der benoeming van de mindere hoofden  
 deels  aan  den  Gouv.  Gen.,  deels  aan  de  prefecten,  het  gezag  
 dat  zij  steeds  over  de  bevolking  hadden  geoefend  schier  onver-  
 minderd  overliet,  zoo  zelfs  dat  zij  voortgingen  de  hoofdgelden  
 en  andere  bestaande  belastingen  van  hunne  onderhoorigen  te  
 heffen,  en  alleen  een  vast  bepaald  aandeel  daarvan,  tot  een ge-  
 zamenlijk  bedrag  van  ruim  100,000  rijksdaalders,  aan het  Gouvernement  
 hadden  uit  te  keeren. 
 Het  behoud  der  Javaansche  instellingen  sloot  natuurlijk  
 ook  de  handhaving  der  bestaande  rechtspleging  in  zieh,  doch  
 vooral  in  dit  opzicht  bracht  Daendels,  tot  beteugeling  van  
 willekeur  en  rechtsverkrachting,  verbeteringen  aan  die  te  
 meer  waardeering  verdienen,  daar  het  inlandsch  rechtswezen  
 door  het  Europeesch  gezag  tot  dusver  schier  geheel  aan  zieh  
 zelf  was  overgelaten.  In  elk  Eegentschap werd een Yredegericht,  
 in  elk  Landdrostambt  een  Landgericht,  te  Samarang  en  Soe-  
 rabaja  werden  groote  Landraden  ingesteld.  De  Yredegerichten,  
 waarin  de  Regenten  en  mindere  hoofden  zitting  hadden,  behan-  
 delden  slechts  de  zoogenaamde  kleine  zaken,  en  van  hunne  
 uitspraken  was  beroep  op  de  Landgerichten  toegestaan.  Deze  
 laatsten,  onder  voorzitting  van  den  Prefect  uit  Regenten  of  andere  
 voorname  inlanders  bestaande,  deden  de  meer  gewichtige  
 burgerlijke  en  lijfstraffelijke  zaken  af,  met  uitzondering  van  alle  
 aanrandingen  der  openbare  veiligheid,  die  door  de  Europeesche  
 rechtbanken  werden  berecht,  en  van  tempelroof,  schending  
 van  graven,  doodslag  van  Javanen  onderling  en  de  misdrijven  
 door  de  Javaansche  hoofden  zelven  gepleegd,  die  tot  de  compe-  
 tentie  der  Landraden  behoorden.  De  Landraad  te  Samarang was  
 uit  de  leden  van  het  Landgericht .met  toevoeging  van  nog  twee  
 regenten,  die  van  Soerabaja  uit  den  Gezaghebber  als  voorzitter 
 en  zeven  voorname  regenten  samengesteld.  Yoor  de  Europeesche  
 rechtbanken  moesten  alle  zaken  gebracht  worden,  waarin  niet-  
 Javanen,  d.  i.  Europeanen  of  vreemde  Oosterlingen,  betrokkön  
 waren  ’). 
 In  het  uitgestrekte  gebied  dat  onmiddellijk  van  uit  Batavia  
 bestuurd  werd  2),  had  Daendels  bij  zijne  komst justitie en politie  
 in  den  ellendigsten  toestand  aangetroffen.  De  jurisdictie der Sche-  
 penen  van  Batavia  strekte  zieh  niet  alleen  uit  over  de  Omme-  
 landen,  maar  zelfs  over  de  afgelegen  Djakartasche  en  Preanger  
 Bovenlanden,  onder  welker  goedaardige  bevolking  echter  zelden  
 misdrijven  en  rustverstoringen  voorkwarnen,  Daarentegen  waren  
 in  de  Ommelanden  moord  en  roof  aan  de  orde,  en  de  politie  
 was  er  geheel werkeloos. Het Collegie van Heemraden, welks rech-  
 terlijke  functien  reeds  in  1684  tot  die  van  scheidslieden  waren  
 teruggebracht,  was  ook  daaruit  door  den  Gecommitteerde  voor  
 de  zaken  van  den  Inlander  verdrongen,  die,  zegt  men,  in  het  
 bijleggen  van  geschillen,  waarbij  intusschen  dwang  niet  altijd  
 gespaard  werd,  een  bron  van  ongeoorloofde  voordeelen  vond.  De  
 getuigen  in  crimineele  zaken,  die  men  niet  telkens  naar  het  ver  
 verwjjderde  Batavia  kon  laten  opkomen,  werden daar in de boeien  
 gesloten  en  als  gevangenen  behandeld.  Dit  gruweljjk  misbruik  
 maakte  allen  bevreesd  om  met  de  rechtspleging  te  doen  te  krij-  
 gen,  en  was  de  reden  dat  ieder,  zooveel hij kon, zijn eigen rechter  
 was  3). 
 Om  in  dezen  toestand  verbetering  te  brengen,  had  Daendels  
 reeds  bij  besluit  van  16  Juni  1808  voor  de  Djakartasche  en  
 Preanger  Regentschappen  een  „Ambulant  gericht  tot  vervolging  
 en  bestraffing  van  delicten“  ingesteld,  en  toen  later  uit  deze  gewesten, 
   met  toevoeging  van  gedeelten  van  Tjeribon,  de  nieuwe  
 Landdrostambten  Bataviasche  Regentschappen  (overeenkomende  
 met  de  tegenwoordige  Preanger)  en  Krawang  gevormd waren  4),  
 schijnt  er  deze  instelling  eenvoudig  in  stand  te zijn gebleven. Het  
 Ambulant  gericht  bestond  uit  den  Landdrost  als  president  en 
 1)  Staat.  40—44.  Org.  St.  N.  O.  kust,  vooral  no.  8  en  no.  17. 
 2)  Zie  blz.  529.  3)  Staat.  15.  4)  Boven,  blz.  557..