
 
        
         
		roean  te  brengen.  De  schrandere Pfaff,  zich  in  den zin  der woor-  
 den  „kapala Mandar“ vergissende, zond, in  plaats van h e t  h o o fd  
 d e r   M a n d a r e e z e n ,   het  afgehouwen  h o o f d   v a n   d e n  
 M a n d a r e e s   aan  den  kommandant  1).  Een  ander  landschap  
 tôt  West-Balambangan  behoorende,  destijds  Banger  genoemd,  
 en  ongeveer  overeenkomende  met  het  tegenwoordige  regentschap  
 Probolinggo,  werd  verhuurd  voor  2000  dollars  en  70  kojans  
 rijst,  benevens  eene  pacht  van  140  dollars  voor  de  daarop  voor-  
 komende  vogelnestjes s).  Eenige  weinige  pikolswas,  eenpaarpi-  
 kols  staartpeper,  een  pikol  katoenen  garens  vormden het gansche  
 contingent  der  overige  districten,  die  thans de schoone residentiën  
 Probolinggo  en  Basoeki  uitmaken. 
 Eindelijk  behoorden  ook  nog  tôt  het  gebied  van  den  Gfezag-  
 hebber  te  Soerabaja  de  eilanden  Madoera  en  Bawean.  Madoera  
 telde  drie  regentschappen :  West-Madoera,  Pamakasan  en  Soe-  
 menep.  Het  eerste  wordt  ook  wel  Bangkalang  genoemd,  naar  
 de  plaats  die  in  dit  tijdvak  de  zetel  van  den  regent  werd  en  
 waar  de  Compagnie  een  fortje  met  een  kleine  bezetting  had.  
 Ook  in  Soemenep  is  in  1781  voor  rekening  van  den  regent  een  
 fortje  ten  behoeve  der  Compagnie  gebouwd,  niet  ver  van  den  
 mond  van  het  riviertje Maringan 3).  Ofschoon  de  waardigheid der  
 prinsen  van  Madoera  niet  wezenlijk  van die der  overige  regenten  
 verschilde,  voerden  zij  toch hooger titels,  hun als bijzondere gunst  
 door  de  Hooge  Regeering  geschonken.  Setjâ  Adi-ning-Rat, die in  
 1745  door  van  Imhoff  tôt  regent  van  West-Madoera  was  aange-  
 steld,  kreeg  reeds  in  1747  den  titel  van  Pangéran  en  bracht  
 bij  die  gelegenheid zjjne  woonplaats  van  Sambilangan naar  Bangkalang  
 over.  Waarscbijnlijk  dagteekent  ook  het  fort  aldaar  van  
 dat  tijdstip  4).  In  1753  werd  hij  voor  zijne  diensten  tôt  onder-  
 drukking  van  een  opstand  in  Soerabaja  beloond  met  den  titel  
 van  Panembahan  en  werd  hem  vergund  den  naam  van  Tjâkrâ  
 Adi-ning-Rat  te  dragen,  gelijk  zijne  voorvaderen  te  Sampang on- 
 ’)  Hageman,  t.  a  p.  281.  ! )  Hageman,  t.  a.  p.  279. 
 3)  Van  Hoëvell,  Reis  I I .   7,  16;  Hageman,  t.  a.  p.  289. 
 4)  Madoereeache  babad  in  T.  v.  I .  T.  L .  en  Vk.  XIX.  283;  Aardr.  en  Stat.  
 Wdbk.  v.  N .  I . ,   a rt.  Bangkalang. 
 der  dien  van  Tjakra-ning-Rat  hadden  geregeerd.  Na de vestiging  
 van  het  gezag  der  Compagnie  in  den  Oosthoek  werd  hem  ook  
 nog  een  soort  van  oppertoezicht  over  de  regenten  van dat gebied  
 met  den  titel  van  Wadânâ  toevertrouwd,  en  zoo  geraakte  hij  
 trapsgewijze  weder  in  het  bezit  van  den  vorstelijken  rang  dien  
 vroeger  de  regenten  van  Sampang  hadden  bezeten,  Bij  zijn dood  
 in  1770  werd  hij  in  zijne  waardigheden  opgevolgd  door  zijn  
 kleinzoon,  Setjâ  Adi-ning-Rat  I I ,  die  kort  daarna  den  titel  van  
 Tjâkrâ  Adi-ning-Rat  II  ontving,  maar  reeds  in  1780  overleed.  
 Zijn  oom  de  regent  van  Sidajoe  verving  hem  in  het  bestuur on-  
 der  den  naam  van  Tjâkrâ  Adi-ning-Rat HI  '). 
 Wij  herinneren  ons  dat  in  1707  Soemenep  en Pamakasan  onder  
 denzelfden  regent  stonden,  die  den  titel  voerde  van  Tjâkrâ  Ne-  
 gârâ  2).  Deze  overleed  kinderloos  in  1737,  en  werd  opgevolgd  
 door  een  minderjarigen  zoon  zijner  tweede  zuster,  met  den  titel  
 van  Tjâkrâ  Negârâ I I ,  doch  onder  de  voogdij  zijner  oudste tante,  
 de  Raden  Ajoe  Rasmana.  In  1743  werd  deze  prins meerderjarig  
 verklaard,  doch  tijdens  den  inval  van  Tjakra-ning-Rat  in  Soemenep  
 verliet  hij  lafhartig  zijn regentschap en vluchtte naar Soerabaja.  
 De  tante  trad  nu  ais  regentes  op,  doch  liet  het  beleid  der zaken  
 over  aan  haren  echtgenoot  Tirtâ  Negara.  Van  Imhoff,  weinig  
 met  dezen  ingenomen,  scheidde  Pamakasan  weder van  Soemenep  
 af  en  gaf  het  aan  Mas  Mail,  kleinzoon  van  den  laatsten  regent  
 van  Pamakasan  vóórdat  het  met  Soemenep  vereenigd  was,  en  
 herstelde  Tjâkrâ  Negârâ  in  het  bezit van dit laatste regentschap 3).  
 Doch  weldra  beschaamde  deze  de  hoop  van  van  Imhoff  dat  de  
 tegenspoed  hem  zou  gestaald  hebben;  want  toen  in  ’t  begin  van  
 1750  nieuwe  onlusten  in  Soemenep  uitbraken,  door  den  tâpâ  Pa  
 Nesap  verwekt  4) ,  nam  hij  andermaal  de  vlucht,  terwijl  daaren- 
 Madoereesche  babad,  t .  a.  p.  285  v .;  Hageman,  Handl.  I .   220  v.  De  babad  
 maakt  een  verscbil  tusschen  Tjakra-ning-Rat,  den  titel  der  oude  regenten  van  Sampang, 
   en  Tjâkrâ  Adi-ning-Rat,  dien  der Jatere regenten  vau  Bangkalang;  doch Hageman  
 heeft  op  dat  verscbil  geen  acht  geslagen. 
 2)  Boven  blz  431,  vgl.  424. 
 8)  Van  Imhoff  in  Bijdr.  t.  d.  I.  T.  Ld.  en  Vk.  I .  358  vv.  Op  bl.  365  vinden  wÿ  
 daar  een  geslachtregister  der  Soemenepsche  regenten,  en  op  blz.  375  en  378  de  con-  
 tracten  met  Soemenep  en  Pamakasan. 
 4)  Boven  bl.  486 ¿  zie  daarover  vooral  Munnik.  156  v.