
 
        
         
		Tjeribonners  in  stilte op  weg  naar Batavia,  om  zieh  met  dezelfde  
 bede  tot  den  Gouverneur-Generaal  te  wenden.  Doch  in  Krawang  
 aangetomen  werden  zij  met  geweld  teruggedreven  en  Radja  
 Kanoman  en  zijne  broeders  werden  naar  Amboina  gebannen  '). 
 Maar  nu  steeg  de  ontevredenheid  der  bevolking  nog  hooger,  
 en  toen  in  den  omtrek  van  den  kraton  zieh  eene  besmettelijke  
 ziekte  vertoonde,  die  velen  wegraapte,  liet  zij  zieh  door  de  
 täpä’s ,  die  de  leiders  van  den  opstand  waren,  diets  maken  dat  
 die  ziekte  het  gevolg  was  van  een  vloek,  door  Radja  Kanoman  
 bij  zijn  vertrek  over  het  land uitgesproken,  en dat zij niet dan met  
 zijne  terugkomst  zou  wijken.  De  verwarring  steeg  nu  ten  top,  
 het  gezag  der  Sultans  werd  met  voeten  getreden  en  gewapende  
 benden  maakten  hun  gansche  gebied  onveilig.  Walbeeck,  in  
 1805  als  Commissaris  met  eenige  troepen  gezonden,  kon  niets  
 tegen  de  opstandelingen  uitrichten.  Zij  weigerden  zijne voorstellen  
 in  overweging  te  nemen  en  vermoordden  zijne  afgevaardigden.  
 De  geringheid  zijner  macht  en  de  siechte  Staat  der  wegen  ver-  
 hinderden  hem  tot  geweld  de  toevlucht  te  nemen  2). 
 De  staat  van  zaken  werd  nu  hoe  langer  hoe  ernstiger,  waar-  
 om  de  Regeering  in  1806  den  Gouverneur  der  Noordoostkust,  
 Nikolaus  Engelhard,  tot  Commissaris  voor  Tjeribon  benoemde.  
 Als  altijd  werd  ook  nu  weder  de  hulp  der  krijgshaftige  Madoe-  
 reezen  ingeroepen.  Mangkoe  Adi-ning-Rat,  zoon  van  den  regent  
 van  Bangkalang,  die  reeds  in  1800  van  v.  Overstraten  voor  
 zijne  tjjdens  de  blokkade  van  Batavia  bewezen  diensten  den  
 titel  van  Pangeran  had  ontvangen,  en  driejaren later,  onder  den  
 titel  van  Pangeran  Adipati  Setjä  Adi-ning-Rat,  op  zijns  vaders  
 wensch  tot  diens  wakil  of  plaatsbekleeder  voor  sommige  regee-  
 ringszaken  was  benoemd,  voerde  het  bevel  over  de  inlandsche  
 troepen.  Yolgens  de  Madoereesche  babad  was  de  roem  zijner  
 dapperheid  zoo  groot,  dat  de  hoofdmuiter  Bagoes  Idoem,  die  de  
 Hollandsche  troepen  herhaaldelijk  geslagen  had,  zieh  dadelijk  
 onderwierp.  Te  gelijker  tijd  echter  wordt,  op  Javaansche  wijze,  
 de  waarde  zijner  diensten  inderdaad  verkleind,  doordien  de 
 *)  Engelhard,  Rapport.  330,  331. 
 2)  Engelhard,  Rapport.  84,  85  v .,  334  v.;  Overzicht.  102. 
 schitterende  uitslag  aan  bovennatuurlijke  tusschenkomst  wordt  
 toegeschreven.  Door  een  wonder  van God,  zoo lezen wij, meenden  
 de  bewoners van Tjeribon, toen de Pangeran  zijne troepen liet aan-  
 rukken, dat zij ontelbaar waren , en  hielden  zieh dus dadelijk over-  
 tuigd  dat  de  muiters niets tegen hen zouden durven ondernemen  '). 
 Wij mögen inderdaad aannemen,  dat de vrij  sterke troepeninacht  
 aan  de  opstandelingen  eenig  ontzag  inboezemde;  maar  Engelhard  
 besloot  den  minnelijken  weg  te  beproeven,  en  zond  vertrouwde  
 Javanen  als  afgevaardigden  tot  de  hoofden  der  muiters  om  on-  
 derhandelingen  met  hen  aan  te  knoopen.  Dezen  drongen  vooral  
 aan  op  de  terugkomst  van Radja Kanoman  en  zijne  broeders,  en  
 ofschoon  men,  na  de  voorafgaande verbanning dier prinsen, vree-  
 zen  mocht  dat  de  inwilliging  van  dit  verzoek  de  zwakheid  der  
 Regeering  nog  meer  zou  openbaren,  toonde  de  Commissaris, die  
 de  terugzetting  van  Radja  Kanoman  als  een  grooten  politieken  
 misslag  heschouwde,  zieh  geneigd  aan  den  volkswensch  te  vol-  
 doen.  Echter  eischte  hij  vooraf  onderwerping,  en  toen  deze  ach-  
 tereenvolgens  van  de  verschillende  hoofden  verkregen  was,  werd  
 eene  algemeene  vergiffenis  verleend.  Den  28sten  Augustus  1806  
 werden  de  bestaande  bezwaren  in  eene  algemeene  vergadering  
 van  hoofden  overwogen.  Op  de  meeste  punten  werd  redres  be-  
 loofd  en  inzonderheid  werd  de  terugroeping  van  Radja Kanoman  
 toegezegd;  maar  het  verzoek  om  van  de gehoorzaamheid  aan  de  
 Sultans  te  worden  ontslagen,  kon natuurlijk  niet  worden  ingewil-  
 ligd.  Engelhard  beloofde  echter  te  zorgen  dat de bevolking in het  
 vervolg  beter  door  hare  vorsten  behandeld werd,  en  giDgdanook  
 werkelijk  den  lsten  Sept.  1806  met  de  Sultans  een  nieuw  contract  
 aan,  dat  velerlei  waarborgen  tegen  vernieuwd  wanbestuur  
 bevatte.  Bij  ieder  hunner  zouden  een  rjjksbestuurder  en  eenige  
 mantri’s  door  de  Regeering  benoemd  worden.  Aan  de  Chineezen  
 werd  het  huren  van  dessa’s  en  het  verblijf  in  de  binnenlanden  
 verboden.  De  rechtspleging  werd  opgedragen  aan  een  landraad  
 waarvan  de  Resident  voorzitter  was.  Aan ieder der  Sultans  werd  
 een  jaarlijksch  inkomen  van  1125  rijksdaalders  uit  de  pachten 
 *)  Madoereesche  babad  in  T.  v.  I ,  T.  Ld.  en  Vk.  XX.  289—298;  vgl.  Engelhard,  
 Rapport.  80,  847.