
gebracht. Men vindt ook nog overblijfselen van een poortje van
gebakken steen aan de noordzijde van het vierkant. Op het bin-
nenplein, dat omstreeks 150 voet in het vierkant beslaat, liggen
de puinhoopen van tempeltjes, die van trachiet zijn opgebouwd
geweest, en daarbij fragmenten van beeiden en een vrij onge-
schonden Boeddha-beeld in de gewone zittende houding. De wanden
dier tempels schijnen zonder eenige versiering geweest te
zijn. De plaats waar eenmaal de hoofdtempel moet gestaan heb-
ben, is geheel met waringinboomen begroeid ’).
Slechts in het voorbijgaan maak ik gewag van een gebouwtje van
trachiet met piramidaal dak en versieringen aan de wanden op
een met kreupelhout dicht bewassen terrein in de onmiddel-
lijke nabijheid van Bangsri; van een texnpeltje bij Bangkal in
het district Madjasari lor; van een grot bij Orang-orang, tusschen
Madjasari en Trawas, waarin een oude behouwen steen ligt,
die misschien deel heeft uitgemaakt van een altaar; want het
wordt tijd dat wij ons spoeden naar het Ardjoenä-gebergte, om
aan de hellingen van den berg Koekoesan, omstreeks 1000 voeten
boven de z e e , in de nabijheid der dessa Poeloe, een monument
van meer gewicht gade te slaan, dat, voor zoover ik weet, nog in
geen gedrukte werken werd beschreven *). Het draagt den naam
van Tjandi Ngrimbi en is gelegen op een kleine hoogte en
bijna geheel achter reusachtige boomen verscholen, zoodat het
een zeer verrassenden aanblik biedt, wanneer het bij een krom-
ming van den weg plotseling in het gezicht komt. De tjandi is
van gehouwen trachiet gebouwd, beslaat eene oppervlakte van
19 vierkante voeten en is 22 voet hoog. Op een voetstuk bedekt
met basreliefs, die er eenmaal in drie rijen boven elkander om-
heen liepen, doch waarvan de bovenste rij onkenbaar is ge)
Tjandi Djedoeng is door v. Hoevell bezocht; de plaat van de hoofdpoort is ge-
leTerd bij de eenige aflevering die van het derde deel zijner Reis geleverd is. Debe-
scbrijving is achterwege gebleven, omdat dit deel nooit voltooid werd. Wij worden
hiervoor eenigszins schadeloos gesteld door de besehrijving van Domis, Oosterling,
I I . 95, en van Brumund, Indiana, I I . 256; vgl. Junghahn T. v. N. I VI. 2.
878. Gedeeltelijk ook heb ik geput uit Wiselins MS.
) Ik ontleen mijne besehrijving uitsluitend aan de MS. aanteekeningen van den beer
Wiselius.
worden, verheft zieh de kamer, die aan drie zijden gesloten was,
maar aan de westzijde den ingang had, die met een breeden
steenen trap werd bereikt. Aan de zuidzijde is deze kamer in-
gestort, doch het overige van het gebouw is nog vrij wel be-
waard gebleven. In deze kamer heeft tot voor ruim een halve
eeuw het groote zittende Boeddha-beeld gestaan, dat thans deel
uitmaakt van de verzameling van Hindoe-oudheden, die in den
tuin van het residentiehuis te Simpang nabij Soerabaja is bijeen-
gebracht. De basreliefs van Tjandi Ngrimbi zijn bij afwisseling
op vierkante en langwerpige kasementen gebeiteld. De kleinere
langwerpige bevatten allen de voorstelling van een en hetzelfde
mythologisch dier, met twee groote hoornen. Van deze zijn er nog
34 duidelijk te herkennen. De overige basreliefs, voor zoover zij
te herkennen zijn 41 in getal, bevatten kenneljjk noch mythologische
voorstellingen, noch toespelingen op godsdienstige plech-
tigheden, maar zijn eenvoudig versieringen uit afbeeldingen van
tooneelen uit het dagelijksch leven bestaande, zonder beteekenis
en zonder samenhang. Zij hebben voor den oudheidkenner alleen
waarde door het licht dat zij over gebruiken en zeden van den
Hindoetijd doen opgaan. De kunstwaarde die zij bezitten, is zeer
gering; de stijl heeft zeer veel overeenkomst met dien der basreliefs
van Tjandi Poetri Djawi en verraadt een even laat tijdperk.
De bestemming van dit gebouw is zeer onduidelijk. Niet ver
van Tjandi Ngrimbi vindt men, bij de dessa Poetjang agoeng,
op den top van den berg Koentjoeng, een Hindoe-graf van op-
eengestapelde gebakken steenen, zonder inscriptie of beeidwerk,
en bij de dessa Sedah een zwaren achtkanten steen met tuit,
van de soort waarop gewoonlijk de lingga was opgericht, en
die naar veler oordeel de joni voorstellen ').
De oudheden van het Ardjoenä-gebergte zijn nog weinig on-
derzocht, en het is zeer waarschijnlijk dat verdere nasporingen
hier nog een ruimen oogst zullen opleveren. Op de toppen van
den "Widodaren, den hoogsten zuidoostelijken kegel, ontdekte
Junghuhn, op verschillende plaatsen , de overblijfselen van Boed