
 
        
         
		om  met  in  te  groote  tegenspraak  met  de  heerschende  meening  
 e  omen,  wordt  de  banier  van  den  vrijen  arbeid  omhoog  ge-  
 houden  nog  op  het  tijdstip  toen  het  lang  was  gebleken,  dat  
 het  doel  met  met  vrij willige  overeenkomsten  te  bereiken  was  
 en  dat  alleen  dwang,  door  tusschenkomst  der inlandsche hoofden  
 geoefend,  kon  leiden  tot  die  groote  en  plotselinge  uitbreiding  
 der  productie  en  die  levering  van  het  geproduceerde  aan  het  
 Gouvernement  tot  een  pnjs  die  de  gelegenheid  tot  zeer  aan-  
 zienhjke  wmsten  zou  geven,  welk  een  en  ander  het  eigenlijke  
 doel  van  des  Landvoogds  streven  was.  Het  blijkt  dan  ook,  dat  
 e  werkelijkheid  in  geen  enkel  opzicht  aan  de  voorgewende  be-  
 gmselen  beantwoordde.  Met  hoe  weinig  recht  reeds  in  1832  van  
 .vnjwillige  overeenkomsten  sprake  kon  zijn,  blijkt  nit  eene  ka-  
 binetsmissive  van  den  Gouv.-Gen.  van  9  Febr.,  waarbij  iedere  
 residentie  voor  de  levering  van  producten voor  de Europeesche 
 markt  werd  aangeslagen  in verhouding  tot de,  met  niet  weinig 
 over  rijving  geschatte  hoegrootheid  harer  bevolking  en  naar  den  
 maatstaf  van  f   2  per  hoofd  x).  In  plaats  van  een  vijfde  der  
 rijstvelden  werd  weldra  vaak  een  derde  !)  of  meer,  in  het  
 algemeen  zooveel  als  men  begreep  noodig  te  hebben, gevorderd.  
 Met  de  opheffing  der  landrente  scheen  het  van  den  Bosch  ernst  
 te  zijn  ).  Hij  bad  zieh  steeds  met  de  meeste  bitterheid  tegen  
 et  drukkende,  het  onstaatkundige  dezer  belasting  uitgelaten.  
 ln   de  nieuwe  residenties Madioen  en  Kediri,  waar  die  belasting  
 in  1831  door  den  Regeerings-commissaris  was  ingevoerd 4)  werd  
 zij  werkehjk  m  1833  bij  de  invoering  van  het  cultuurstels’el  op-  
 gebeven,  in  dier  voege,  dat  het  bedrag  van  /1 .5 5   per  hoofd,  
 waarop  de  landrente  geschat  werd,  zou  vervangen  worden  door  
 eene  levering  y5m  ruwe  producten,  die  in  Madioen  eene waarde  
 van f   5.96,  in  Kediri  v a n /7 .40 perhuisgezin moest bedragen  s). 
 « - P i B lik ^ P , h e t  6eSt“Ur  v a n   d e n   G o u 7 - - G e ! 1 -  V .  d.  Boaoh,   bl.  45.  Men  heeft  een  
 j   lang  Merkua  voor  den  schrijver  dezer  brochure  gehonden.  In   den  laatsten  tiid  is  
 betwijfeld.  Zie  Pi'erson,  Kol.  Pol.  123 f ?   J 
 s)  V.  Deventer.  I I .  157.  3)  Pierson)  Ko]  p o]  g4 
 4)  V.  Deventer,  I I .   422. 
 I   a a ! DT ! er’  U-440 ’  4,4,3■  Schijnbaar leed het Gouvernement daarbij aid.  verlies (zie  444);  doch  men  begrijpt  licht,  dat  aUe  rekeningen  van  dien aard  fotS £ 
 Deze  inrichting,  in  1841  vervangen  door eene vaste betaling voor  
 de  geleverde  koffie,  suiker  en  indigo,  tot  zulk  een  bedrag  dat  
 de  landrente,  op f   10  per  huisgezin  gesteld, als daarmede verre-  
 kend kon beschouwd worden,werd echter op den duur met eene gelijk-  
 matige verdeeling van de lasten der Javanen onbestaanbaar geacht, en  
 nadat reeds in  1842 bepaald was, dat men op eene voorzichtige wijze  
 beproeven  zou  de  betaling  der  landrente  in  geld  weder  in  te  
 voeren,  werd  eindelijk, volgens de ordonnantie van 8 April  1858  ‘),  
 met  den  aanvang  van  1859  daartoe  overgegaan  *).  In  geene  
 andere  residentie  toch  was  het  tot  eene  werkelijke  opheffingder  
 landrente  gekomen.  Overal  was  aan  de  bevolking  de  teelt  van  
 producten  tegen  een  willekeurig  bepaald,  zeer  ongeljjk  werkend  
 en  bij  sommige  cultures  uitermate  gering  plantloon  opgelegd,  
 en  daar  nevens  i s ,  in  strijd  met  de  voorspiegelingen  en  zeker  
 ook  met  de  wenschen  van  van den Bosch, de landrente op den ge-  
 wonen  voet  gehandhaafd,  omdat  de  in  geldnood  verkeerende  
 Regeering  de  millioenen  die  zij  opleverde,  niet  missen  kon.  
 Zeker  was  in  den  bloeitijd  van  het  cultuurstelsel  de  toestand van  
 Madioen  en  Kediri  benijdenswaardig voor de andere residentien 3) ,  
 die  voor  de  voortdurende  betaling  van  eene  door  v.  d.  Bosch  
 steeds  als  de  grootste  ramp  voor  de  Javanen  uitgekreten  belasting, 
   in  de  zoo  karig  berekende  plantloonen  waarlijk  geene ver-  
 goeding vonden.  En  dit  was  nog  te  erger,  omdat  werkelijk  voor  
 de  cultures  ook  dikwijls  veel  längere  en  zwaardere  arbeid  dan  
 voor  de  rijstteelt  werd  gevorderd.  Zoo  eischt  bij  voorbeeld  het  
 suikerriet  een  arbeid  van  10  of  11  maanden,  tegen  zes  die voor  
 de  rijstteelt  toereikend  zijn  en  dus  nog  tijd  voor  het  verbouwen  
 van  tweede  gewassen  overlaten  4).  Bij  de  koffiecultuur  moest  de  
 bevolking  drie  ä   vier  jaren  geheel  onbeloonden  arbeid  aan  den  
 aanleg  en  het  onderhoud  der  tuinen  besteden,  daar  de  
 boom  eerst  in  het  vierde  jaar  eenige  vrucht  begint  te  dragen,  
 en  de  betaling  van  plantloon  alleen  plaats  had  bij  en  in  verwanneer, 
   zooals  hier  het  geval  was,  de  waarde  der  producten  eenvoudig  werd  bepaald  
 door  het  Gouvernement  waaraan  zij  geleverd  werden  en  dat  zieh  voorstelde  er  groote  
 winsten  op  te  behalen. 
 x)  Stbl.  n°  46.  s)  V.  Deventer,  I I I .  85;  Kol.  Versl.  over  1858,  bl.  19. 
 3)  Hasselman  bij  v.  Deventer,  I I I .  225.  4)  Van  Deventer,  II.  667.