
 
        
         
		werd  zelfs  zijn  gunsteling.  Onder  den  titel  van  Pangeran Tjakra-  
 ning-Rat  werd  hij  te  Sampang  uit  naam  van Mataram  als regent  
 over  het  geheele  eiland  gesteld.  Hij  slaagde  er  in  Madoera geheel  
 tot  rust  te  brengen,  en  onthield  zieh  later  veelal  aan  het  Mata-  
 ramsche  hof,  of  toog  aan  het  hoofd  der  legerscharen  van  den  
 oppervorst  te  velde  '). 
 Inmiddels  was  de  zending  der  Compagnie  naar  Mataram  in  
 1622  het  volgende  jaar  herhaald,  voornamelijk  met  het  doel  om  
 grooteren  toevoer  van  rijst  naar  Batavia te  verwerven.  Koen,naar  
 het  vaderland  teruggekeerd,  was  als  Gouverneur-Generaal  door  
 de  Carpentier  opgevolgd,  die  andermaal  Dr.  de  Haan  tot  gezant  
 koos.  Hij  ontving  de  meest  vriendschappelijke  betuigingen  en  de  
 Panembahan  liet  door  zijne  tusschenkomst  den  landvoogd  waar-  
 schuwen,  dat men  zieh  te  Banten,  in overleg met de Portugeezen,  
 tot  een  aanval  op  Batavia  gereed  maakte.  Doch  in  het  volgende  
 jaar  was  er  weder  rijstgebrek  te  Batavia,  wat  echter,  zoo  het  
 schijnt,  meer  aan  misgewas  en  den  steeds  voortdurenden  oorlog,  
 dan  aan  nieuwe  belemmering  van  den  uitvoer  door  den  Panembahan  
 was  toe  te  schrijven. De Carpentier besloot nogtans wederom  
 een  gezantschap  naar  Karta  te  zenden,  dat  tevens  in  last  ontving  
 den  Panembahan  met  zijne  schitterende overwinningen op Madoera  
 geluk  te  wenschen.  Aan  het  hoofd  van  dit  gezantschap  stond  de  
 reeds  genoemde  opperkoopman  Yos.  De  vertrouwde  raadslieden  
 van  den  Panembahan  stelden  aanvankelijk  eenige  pogingen  in  het  
 werk  om  de  suzereiniteit  van  Mataram  over  Batavia  door  den  
 gezant  te  doen  erkennen;  maar  de  opperkoopman  gaf  raoedig  ten  
 antwoord,  „dat  de  Carpentier  wel  de vriend, maar niet de  dienaar  
 van  den  vorst  van  Mataram  was,  èn  niemand  boven  zieh  erkende  
 dan  God  en  den  Koning  van  Holland.“  Men  liet  in  die  dagen  
 in  Indie  prins Maurits  voor  den  „Koning“  van  Holland doorgaan,  
 omdat  het  noch  noodig,  noch  mogelijk  was,  aan de inlanders van  
 het  Hollandsehe  staatsbestuur  een  begrip  te  geven. 
 x)  Ik  heb  hier  zoo  goed  mogelijk  een  geheel  gemaakt  uit  de  verhalen  der  Javaan-  
 sche  en  Madoereesche  babads  en  het  uit  de  Nederlandsche  berichten  getrokken  verhaal  
 bij  de  Jonge,  V ,  bl.  LXVII.  Ik  kan  niet stilstaan bij  de punten waarin  zij onderling ver-  
 schillen,  noch  bij  de  redenen  die  in  zoodanig  geval  mijne  keuze  hebben  bepaald« 
 Het  fiere  antwoord  deed  den  Nederlanders  in  de  oogen  der  
 Javanen  geen  kwaad;  de  verstandhouding  scheen  uitnemend  te  
 zijn.  Maar  bij  het  officieele  gehoor  bleek  het  waarom  het  den  
 Panembahan  vooral  te  doen  was.  Hij  drukte  den  wensch  uit  dat  
 de  Compagnie  toch  geen  bijstand  aan  zijn  tegenstander  den Adi-  
 pati  van  Soerabaja  mocht  verleenen,  en  na  afloop  der  audientie  
 liet  hij  door  zijne  vertrouwde  staatsdienaars  den  gezant  onder-  
 vragen,  in  hoeverre  hij  de  hoop  mocht  voeden  dat  de Nederlan-  
 ders  hem,  bij  een  nieuwen  aanval  op  Soerabaja,  van dezeezijde  
 zouden  willen  bijstaan.  Yos  antwoordde,  dat  hij  niet gemachtigd  
 was  over  zulke  gewichtige  zaken  te  onderhandelen,  en raadde den  
 vorst  zelf  een  gezant  aan  den  Gouverneur-Generaal  en  den  Raad  
 van  Indie  te  zenden,  om  bepaalde  voorstellen  dienaangaande  
 te  doen.  Doch  hiertegen  openbaarde  de  Panembahan  een  be-  
 paalden  tegenzin;  hij  wilde  niet  gaarne  aan  de  Nederlanders  
 een verzoek doen, en nog minder zieh aan een weigering blootstellen. 
 Maar  in  het  volgende  jaar  werden  de  wapenen  van  den  Panembahan  
 met  zoodanigen  voorspoed  bekroond,  dat  hij  de  hulp  
 der  Nederlanders  niet  meer  behoefde.  Wederom  met  een  leger  
 van  80,000  man  tegen  Soerabaja  optrekkende,  hield  hij  halt  bij  
 de  plaats  waar  de  wateren  van  de  Kali  Pörong  zieh  scheiden  
 van  die  der  Kali  Mas  of  rivier  van  Soerabaja  ').  Door  alleiding  
 en  afdamming  bracht  hij  het water der laatstgenoemde beneden dat  
 punt  op  een  laag peil en verpesttehet daarna zoodanig door er kren-  
 gen;  rottende  planten  en  vruchten  en  andere  onreinheden  in  te  
 werpen,  dat  de  bewoners  van  Soerabaja  door  gebrek  en  vrees  
 tot  de  overgave  gedwongen  werden.  De  Adipati,  tot  het uiterste  
 gebracht,  zond  zijn  zoon  met  vrouwen,  vrienden  en  volgelin-  
 gen,  ten  teeken  van  onderwerping  met  touwen  gebonden,  tot  
 den  overwinnaar,  die  den  strijd  op  zoo  edele  wijze  beslechthad.  
 Die  onderwerping  werd  in  gunst  aangenomen}  en  de  Adipati  
 behield  niet  alleen  het  leven,  maar  ook  het  bestuur  als  vazal  
 van  den  Mataramschen  oppervorst,  die  hem  zelfs  zjjne  dochter  
 Poetri  Wandan  Sari  ten  huwelijk  g a fs). 
 1)  Zie  1).  I ,   bl.  101. 
 2)  Zoo  de  babads.  De  Carpentier,  bij  de  Jo n g e ,  V.  9 7 ,  zegt:  *Dees  soomer  (1625