
 
        
         
		weld  van  wapenen  een  vijand  ten  onder  te  brengen,  die,  om  
 bet  voorrecht  zijner  afkomst, overal aanhang  vindt; dien niemand  
 zou  durven vatten, veelmin om het leven brengen, en die daarenbo-  
 ven  overal  gelegenheid  vindt  zieh  te  verschuilen in ontoegankeljjk  
 gebergte  en duistere spelonken, waarheen hem geen Europeaan kan  
 v o l g e n D i e   overtuiging  begon  zieh  ook  meer  en  meer  aan  
 Hartingh  op  te  dringen,  en  toen  dus  eindelijk Mas Said door zijne  
 tegenspoeden  genoeg  vermurwd  was,  om  zijne  eischen  lager  te  
 stemmen, besloot  hij hem met zachtheid en toegevendheid te gemoet  
 te  komen.  Mas  Sai'd  bood  aan  zieh aan den Soesoehoenan te onder-  
 werpen,  mits  hem  eenige  landschappen  tot zijn onderhoud werden  
 toegestaan,  en  nadat  deze  vorst  er  in  had  toegestemd  hem  een  
 weinig  buiten  Soerakarta  te  ontmoeten,  wierp  hij  zieh  daar  
 voor  zijne  voeten  en  zwoer  hem  trouw,  waarna  hem  met  zijn  
 gevolg eene verblijfplaats binnen Soerakarta werd aangewezen. Kort  
 daarna  werd  in  eene  samenkomst  van  den  Soesoehoenan,  den  
 Pangeran  en  den  Gouverneur  Hartingh  te  Salatiga,  op den 174en  
 Maart  1757 ,  de  algemeene  vrede  bezegeld.  Aan  Mas  Said  werd  
 toegestaan  den titel van Pangeran Adipati Arjä Mangkoe Eegärä te  
 voeren, terwijl hem een gebied van 4000 tjatjah’s in de landschappen  
 Kadoewang,  Laroh,  Mateseh  en  het  Zuidergebergte  als  leen  
 van  den  Soesoehoenan  werd  toegewezen.  Met  den  Sultan  wei-  
 gerde  hij  echter zieh  te  verzoenen,  en hij verscheurde kort daarna,  
 door  zieh  van  de  Ratoe  Bendärä  te  scheiden,  ook  den  laatsten  
 band  die  hem  nog  aan  dien  vorst  verbonden  hield  ). 
 In  de  algemeene  bevrediging  van  Java  was  ook  Banten  be-  
 grepen,  in  welk  rijk  gedurende  den  opstand van Mangkoe Boemi  
 en  Mas  Said  almede  een  inlandsche  krijg  was  gevoerd,  die  ten  
 laatste  de  tusschenkomst der Compagnie noodzakelijk had gemaakt.  
 Sultan  Zeinoe’l-Arifin 3)  was  een  zwak  vorst,  die zieh geheel door  
 zijne  gemalin,  de  Ratoe  Scharifa  Patimah 4) ,  liet  beheerschen. 
 i)  Monnik.  232.  2)  T.  v.  N.  I.  VI.  3.  127.  3)  Zie  boven,  blz.  451. 
 4)  Van Kämpen. Gesch.  d. Nederl. bniten Europa, I I I . 69, schrijft Ratoe S iri; Meinstna  
 I .  151,  Ratoe  Saria  Fatima;  de  Rovere  van  Breugel,  in  Bijdr.  t.  I   T  L  en  Vk.  
 N.  V.  I.  112,  316,  35 9 ,  Ratoe  Sariefa;  Hageman,  Handl.  I .  213, RatoeSjarif. Bij  
 zulke verschillen moet men naar den waren vorm raden, maar ik hoop  dien getroffen te  heb-  
 ben.  Scharifa,  door  de  inlanders  Sarifa  nitgesproken,  is  het vrouwelijk  van den bekenden  
 Arabischen titel  Scharif, door de wäre of gewaande afstammelingen van den profeet gevoerd. 
 In  overleg  met  de  Compagnie  was  des  Sultans  zoon,  Pangeran  
 Goesti,  tot  opvolger  aangewezen;  maar  de  Ratoe  wilde  hären  
 neef  *),  Pangeran  Scharif  Abdoe’llah ,  die  eene  dochter des  Sultans  
 gehuwd  had,  in  de  plaats  stellen  van  den  zoon  eener  andere  
 vrouw,  en  deed  al  het  mogelijke  om  Pangeran  Goesti  bij  
 zijn  vader  in  verdenking  te  brengen.  Zij  bracht  het  zoover,  dat  
 de  Sultan  in  1746  zelf  bij  de  Hooge  Regeering  op  verandering  
 van  de  orde  der  opvolging  en  de erkenning van Pangeran Scharif  
 als  kroonprins  aandrong,  doch  deze was  niet  daartoe  te  bewegen.  
 Intusschen  begon  Pangeran  Goesti  voor  zijne  persoonlijke veilig-  
 heid  te  vreezen,  en  zocht  met  eenige  grooten,  die  tot  zijn  aanhang  
 hehoorden,  eene  toevlucht  te  Batavia.  De  Sultan, door  de  
 aantijgingen  der  Ratoe  steeds  meer  tegen hem opgezet, bepaalde  
 zieh  nu  niet  tot  de  herhaling  van  zjjn  reeds  geuiten  wensch,  
 maar  drong  ook  op  de  verwijdering  van  zijn  zoon  uit  Batavia  
 aan.  Kapitein  Brouwer,  kommandant  te  Banten,  meende  om  
 politieke  redenen inwilliging van beide  verzoeken, die hij overigens  
 zelf als  onrechtvaardig  beschouwde,  ten  sterkste  te  moeten  aan-  
 raden,  en  de  zwakke  Regeering,  beducht  dat  hare  gewapende  
 tusschenkomst  zou  gevorderd  worden,  indien  zij  zieh  tegen  des  
 Sultans  verlangen  verzette,  ging  al  aanstonds  tot  de  erkenning  
 van  Pangeran  Scharif  als  kroonprins  over,  ofschoon  zij  tevens  
 niet  verzuimde  van  de  günstige  gelegenheid  gebruik  te  maken  
 om  den  lang  begeerden  afstand  van  een  stuk  grond  ten  westen  
 der rivier van Tangeran, die tot dusver de grensscheiding vormde 2) ;  
 van Banten te verwerven. Later bewilligde  zij,  ofschoon schoorvoe-  
 tend,  ook  in  den  tweeden  eisch,  en  Pangeran  Goesti  werd  om  
 des  vredes  wille  in  1748  naar  Ceilon  verwijderd.  Maar  de Ratoe 
 Volgens  de  Rovere  van  Breugel,  t.  a.  p.  112,  was  hij  een voorzoon van de Ratoe;  
 doch  dit  is  in  strijd  met  alle  andere  getuigenissen.  Intusschen  zijn  schier  alle  verhalen  
 van  deze  gebeurtenissen  verward  en  in  onderlingen  strijd.  Zie  b.  v.  Da  Bois,  343;  
 Meinsma,  Hageman  en  de  Rovere  van  Breugel,  t.  a.  pp.  Ik  volg  gedeeitelijk  van  
 Kämpen,  I I I .  69  vv.  80  w .,  die  uit  de  Secreete  Resolution  en  Brieven  van  Batavia  
 in  het  Kolöniaal  Archief  geput  heeft;  maar  daar  in  zijn  bericht  groote  gapingen  voor-  
 komen,  heb  ik  het  aangevuld  uit  de  mededeelingen  van  de  Rovere  van  Breugel,  die^  
 daar  hij  zelf in  1786  en  1787  als  koopman  in  Banten  vertoefde,  wel  in  de  gelegenheid  
 was  zieh  omtrent  het  gebeurde  te  onderrichten. 
 2)  Zie  boven,  blz.  398.