
 
        
         
		Maar  Troena  Djaja  zelf  wist  door  een  in  den  laatsten  muur  ge-  
 broken  gat  te  ontkomen,  terwijl  de  Javanen  die  in  last  hadden  
 daar  buiten  de  vluchtenden  op  te  vangen,  de  handen  te  vol hadden  
 met  rooven  en  plünderen,  om  te  bemerken dat de kostbaarste  
 buit  hen  ontsnapte.  De  oude  koninklijke  kroon  van  Madjapahit  
 kwam  echter  met  andere  kostbare  rijkssieraden  ongeschonden  in  
 handen  van  Tak. 
 Terwgl  de  strijd  voor  en  binnen  Kediri  woedde,  had  zieh  de  
 Soesoehoenan  voorzichtig  in  Singkal  schuil  gehouden.  Eerst  den  
 volgenden  dag  kwam  hg  in  de  veroverde  stad,  en zoodra hg ver-  
 nomen  had  dat  de  rijkssieraden  behouden  waren,  verzocht  hij  
 dat  die  hem  mochten  worden  teruggegeven.  Dit  had  op  Zondag  
 den  27sten  November,  na  het  houden  eener  dankpredikatie  voor  
 de  behaalde  overwinning,  ten  aanzien  der  in  parade  opgestelde  
 troepen  met  groote  plechtigheid  plaats. De Opperbevelhebber bood  
 zelf de  kroon  aan  den  Soesoehoenan  aan,  die  zieh  haar,  onder het  
 losbranden  van  kanon  en  musketten,  op  het hoofd zette. De zwak-  
 hoofdige  vorst  was  opgetogen  en  besefte  niet  dat  het  ontvangen  
 der  kroon  uit  de  handen  van  een  Nederlandsch  bevelhebber  het  
 duidelijkst  teeken  was  dat  de  trotsche  vorsten  van  Mataram  zel-  
 ven  hun  meester  gevonden  hadden. 
 Nog  een  ander  geluk  viel  omstreeks  dezen  tijd  den  Soesoehoenan  
 ten  deel,  een  geluk  dat  hem  niet  minder  dan  het  bezit  
 der  kroon  van  Madjapahit  verrukte.  Hg  was  namelijk  in  het  
 bezit  der  lang  begeerde  Eatoe  Blitar  geraakt,  en  scheen,  zoo  
 als  Hurdt  het  uitdrukt,  thans  geen  noemenswaardige  bekommer-  
 nissen  meer  op  het  hart  en  het  toppunt  zijner  wenschen  bereikt  
 te  hebben  ').  De  Sultan  van  Banten  had  haar  eindelijk  uit eigen  
 beweging  aan  den  Soesoehoenan  gezonden,  met  den  geheimen  
 last,  zooals  later  bleek,  om  zijne  Hollandsche  vrienden  bij  hem  
 verdacht  te  maken,  hem  te  verwijten dat hij  zieh aan hen verkocht  
 had,  hem  voor  te  spiegelen  dat  zoo  hg  de  kafirs  den  rüg  toe  
 wilde  keeren  hij  van  Banten  alles,  ook  de  erlanging  van  den  
 Sultanstitel  uit  Mekka,  te  hopen,  in  het  tegenovergestelde  geval  
 alles  te  vreezen  had. 
 Inmiddels  had  de  Hooge  Regeering  te  Batavia,  wel onderrieht  
 van  de  groote  bezwaren  waarmede  Hurdt  een tijd lang voor Kediri  
 te  kampen  had,  maar  niet  van  zijne  eindelijke  zegepraal,  beslo-  
 ten  een  corps  van  300  Europeesche  Soldaten  onder  majoorPole-  
 man  naar  Soerabaja  te  zenden,  om  den  verwachten  aftocht  van  
 Hurdt  te  dekken.  Maar  toen  Poleman  ter  bestemde  plaatse  
 aan  land  ging,  vernam  hg  dat  de  zaak  der  Compagnie  ge-  
 red  was,  en  eenige  dagen  later  had  hij  eene  samenkomst  met  
 Hurdt,  die  den  17äen  December,  ziek  en  afgemat,  te  Soerabaja  
 aankwam. 
 De  versterking  was  evenwel  ten  hoogste  welkom,  want  er  
 bleven  nog  vele  vijanden  te  bestrijden,  en  schier  het  geheele  
 leger,  dat  ongelooflijke  vermoeienissen  had  doorgestaan,  deelde  
 in  de  uitgeputheid  van  den Opperbevelhebber. Den 4den Jan. 1679  
 keerde  het  overige  van  het  leger,  onder  St.  Martin,  te  Soerabaja  
 terug,  vergezeld  van  den  Soesoehoenan,  die  vooraf  het  be-  
 stuur  te  Kediri  geregeld  en  er  eene  bezetting  achtergelaten  had.  
 Kort  daarna kwam ook een groot deel van Aroe Palakka’s Boeginee-  
 zen,  aangevoerd  door  kapitein  Holsteyn,  te Soerabaja aan. Hij zelf  
 had  zieh,  na  te  Djapara  te  zjjn  aan  land  gegaan,  naar  Batavia  
 begeven,  om  met  de  Hooge  Regeering  in  overleg  te  treden. 
 Zoo  werd  allengs  weder  eene aanzienlijke macht bijeengebracht,  
 en  terwijl  Hurdt  naar  Batavia  terugkeerde,  het  opperbevel  den  
 22sten  Eebruari  aan  Poleman  overgedragen.  Yoor  zijn  vertrek.had  
 Hurdt  nog  een  langdurig  onderhoud  met  den  Soesoehoenan,  in  
 welks  loop  hij  ook  het  geheim  der  zending  van  Ratoe  Blitar  te  
 weten  kwam  en  den  vorst  eene  duchtige  sträfpredikatie  hield  
 over  zijne  plichten  als  regent  en  als  bondgenoot  der  Compagnie.  
 Amangkoe-Rat  was  natuurlijk  mild  in  de schoonste beloften, maar  
 vergat  ze  weldra  onder  de  verraderlijke  liefkozingen  van  zijne  
 schoöne  prinses. 
 Aanhoudende  regens,  veelvuldige  ziekten  en  de  traagheid  der  
 Javanen  in  het  leveren  van  transportmiddelen  hielden  Poleman  
 maanden  lang  werkeloos.  Die  tijd  hadden  zieh  de  Makassaren  
 onder  Kraeng  Galesoeng,  die  zieh  in  de  läge  en  moerassige  
 streken  van  Banggil  verschanst  hadden,  ten  nutte  gemaakt  om  
 II.  25