
 
        
         
		zaamheid  aan  den  Soesoehoenan,  en  dus  middellijk  aan  de Compagnie, 
   terug  te  brengen.  Het  bewind  over  westelijk  Madoera  
 werd  tusschen  een  zoon  en  twee  kleinzonen  van  den  overleden  
 vorst  verdeeld;  de eerste  kreeg  echter  het  grootste deel,  met den  
 titel  van  Pangéran  Tjakra-ning-Rat,  dien  oök  zijn vader gevoerd  
 had.  De  regent  van Pati werd  ontslagen en alle Madoereezen  werden  
 genoodzaakt  Java  te  ontruimen,  met  verbod om er ooit terug  
 te  keeren.  De  regenten  van  Gresik  en  Sidajoe  werden  in  hunne  
 waardigheid  hersteld.  In  Djapan,  Toeban,  Lasern,  Djewana  
 werden  vertrouwde  Javanen  met  het  gewestelijk  gezag  belast.  
 Yoorts  werd  bepaald  dat  de  betrekkingen  van Groot-Gouverneur  
 der  Ooster-  en  Wester stranden  in  het  vervolg  niet  meer  door  
 den  Soesoehoenan  zouden  vervuld  worden,  tenzij  in  overleg met  
 den  Gouverneur-Generaal  1).  Al  deze  beschikkingen  werden door  
 den  Soesoehoenan  goedgekeurd,  die  bovendien  nog  toestemde  
 in  eene  ampliatie  van  het  in  1705  gesloten  traktaat,  waarbij  
 de  Compagnie,  door  nieuwe  pogingen  der Engelschen tot het drij-  
 ven  van  handel  met  Java  verontrust,  inzonderheid  tegenover  de  
 Europeesche  natiën  nog  betere  waarborging  van  haar  volstrekt  
 monopolie  erlangde  2).  Deze  onderhandelingen  met  den  Soesoehoenan  
 werden  door  de  Wilde  gevoerd,  terwijl  hij  door  de  ver-  
 moeienissen  van  den  veldtocht zoodanig ziek  en uitgeput was,  dat  
 hij  niet  verder  dan  Samarang  kon  reizen  en  ten  laatste  met  
 den  derwaarts  afgekomen  Soesoehoenan  slechts  door  tusschen-  
 komst  van  gemachtigden  kon  spreken.  Den  3 lsten October waren  
 de  onderhandelingen  ten  einde  gebracht,  den  8sten  November  
 kwam  de  Wilde  te  Batavia  terug,  den  14den was  hij  een  lijk 3). 
 Aan  Knol  werd  thans  de  taak  weder  opgedragen  om den oor-  
 log  ten  einde  te  brengen  door  Soenan  Mas  en  Soerapati’s  zonen  
 door  list  of  geweld  tot  onderwerping  te  nopen.  Na  eerst  in  Fe-  
 bruari  1708  een  nieuw  contract  tusschen  de Tjeribonsche prinsen  
 tot  regeling  hunner  altijd  even  verwarde  aangelegenheden  te  
 hebben  tot  stand  gebracht,  begaf  hij  zieh  naar Soerakarta,  waar 
 1)  De  Wilde  bij  de  Jonge,  V III.  309  vv. 
 2)  De  Wilde  t.  a.  p.  315  v.  De  acte  van  ampliatie  komt  voor  bl.  317. 
 a)  Valentijn  IV.  1.  197. 
 hij  van  11  tot  17  April  met  den Soesoehoenan  dagelijksche con-  
 ferentien  had.  Die  vorst  was  reeds  afgeweken  van  eene  zijner  
 aan  de  Wilde gedane  toezeggingen.  Hij  had  nieuwe Gouverneurs  
 van  de  oostelijke  en  westelijke  strandgewesten  benoemd,  onder  
 een  Opper-gouverneur  wiens  gezag  zieh  over  het  geheel  dier  
 gewesten  uitstrekte;  hij  had,  wat  erger  was,  den  gehaten  en  
 verdachten  Dipati  van  Soerabaja,  wiens  val  bjj  de  Compagnie  
 besloten  w a s,  ofschoon  zij  hem  met  geveinsde  vriendschap bleef  
 behandelen,  met  het  bestuur  der  oostelijke  gewesten  belast;  en  
 hij  verklaarde  dus  gehandeld  te  hebben,  omdat  hij  de  bedoelin-  
 gen  van  de  Wilde  zoo  begrepen  had.  Knol  berustte  in  het  vol-  
 dongen  feit  en  bracht  verder  hoofdzakelijk  slechts  de  toebereid-  
 selen  tot  den  nieuwen  veldtocht  ter  sprake.  Daarna  begaf  hij  
 zieh naar Soerabaja,  waar hij,  alvorens de veldtocht werd geopend,  
 den  13den  Juli  verrast  werd  door  de  komst  van  drie  gezanten  
 van  Soenan  Mas,  die,  nadat  hij  reeds  vroeger  verklaard  had  
 dat  hij  zieh  wel  voor  de  Compagnie,  maar  niet  voor  Pakoe  
 Boewänä  wilde  vernederen,  thans  zijne  onvoorwaardelijke  onderwerping  
 liet  aanbieden.  Knol  ging  hem daarop te gemoet tot op de  
 grens  van  Soerabaja  met  Djapan,  verwelkomde  en omarmde hem  
 beleefd en minzaam  '),  en  bracht,  zonder  stellige beloften te doen,  
 hem  in  den  waan  dat  de  Compagnie  als  nog  zou  gestand  doen  
 aan  hetgeen  zij  hem  in  hären  pardonbrief  van  het  vorige  jaar  
 had  aangeboden.  Werkelijk  had  zij  Knol  bij  hare  geheime  
 instructie  van  8  Febr.  1708  gemachtigd,  de  aanbieding  van dien  
 pardonbrief,  zoo  hij  dit  in  het  belang  der  Compagnie  achtte,  te  
 herhalen.  Thans  echter  vond  de  Regeering  na  rijp  beraad  goed,  
 den  oudsten  zoon  van  Amangkoe-Rat,  die  volgens  het recht van  
 den  Islam  de  wettige  troonsopvolger  was,  opdat  hij  niet  de  oor-  
 zaak  van  nieuwe  beroeringen  zou  worden,  onder  de  eerbewijzen  
 aan  een  Javaansch  vorst  verschuldigd,  met  vrouwen en kinderen  
 naar  boord  van  een  schip  te  leiden,  om  daarmede  naar  Ceilon  
 te  worden  overgebracht,  waar  hij  het  overschot  zijner  dagen  in  
 ballingschap  zou  slijten.  Geen  wonder  dat  deze  handelingen  aan 
 *)  Dit  zijn  zijne  eigen  woorden  bij  de  Jonge,  V III.  330. 
 II.