
den wordt. De geest des storms, die de wolken aanvoert en onder
ratelende donderslagen vaneen scheurt, zoodat de nederstroo-
mende wateren nieuw leven schenken aan den verschroeiden
akker, vertegenwoordigde voor hen denwasdom, Siwa,ennam
onder dien naam, als de mächtigste der goden, ten laatste de
plaat's in die oorspronkelijk aan Indra toekwam. In de voorstel-
ling die men zieh van hem vormde, trad deels zijne onweder-
staanbare macht op den voorgrond, deels zijn duhbel vermögen
om leven te geven en te verdelgen, waaromhij o o k a lsh e tv u u r
wordt voorgesteld. Eene geheel andere gestalte werd in het Gan-
gesdal als de helper en weldoener der menschen aan het hoofd
der goden geplaatst. Vischnoe, in de oude mythen een der wel-
dadige geesten van licht en lucht, werd hier opgevat als de god
van den blauwen hemel, de bloeiende natuur, het vruchtbaar-
makende water. Meer en meer verdeelden Siwa en Vischnoe onder
elkander de voorname hulde der Hindoe’s, waarvan de minder-
heid Vischnaiva’s of vereerders van Vischnoe, degrootemeerderheid
Saiva’s of aanbidders van Siwa zijn. Brahma daarentegen hleef
in de vereering des volks zeer op den achtergrond; de menigte
voelde niets voor deze abstractie der Brahmanen en wilde een
levenden god, dien zij kon vreezen en liefhebben. Zij bouwde
voor hem geen tempels en bracht hem geene offers. Maar de
Brahmanen bleven aan hunne schepping vasthouden, ofschoon
zij, misschien door den strijd tegen het Boeddhisme tot het najagen
van de gunst der menigte genoopt, de beide volksgodsdiensten in hun
stelsel opnamen of daarmede samensmolten. Aan Vischnoe schre-
ven zij de onderhouding toe der door Brahma geschapen wereld,
terwijl Siwa door hen voornamelijk als de verdelger werd opgevat.
Deze leer voltooide zieh in het betrekkelijknieuwe dogma
der Trimoerti of Indische drieeenheid, waarin Brahma de schepper,
Vischnoe de onderhouder en Siwa de verdelger te zamen gedacht
worden als de drieerlei openbaring van het eene en ondeelbare
goddelijke wezen, de eerste oorzaak, het door zichzelf be-
staande Brahm, dat, als het onzijdige of geslachtlooze aanvangs-
punt aller emanatie, boven alle kennis en vereering der menschen
yerheven is. De drie nit dit eene ondeelbare wezen ontsprongen
goden worden als mannelijk gedacht, maar men stelt aan ieder
hunner een sakti of gemälin ter zijde. De Trimoerti wordt voorgesteld
als drie hoofden , rijzende uit één lichaam, waarbij het hoofd
van Brahma, van voren gezien, de middelste plaats inneemt,
terwijl de andere zieh aan weerszijden in profiel vertoonen. Doch deze
poging tot gelijkstelling en vereenzelviging der drie hoofdgoden heeft
bij de Hindoe’s weinig bij val gevonden, en bij alle twisten over de
godheid aan wie de eerste rang en de voornaamste hulde hehoort
komt Brahma doorgaans zeer weinig in aanmerking.
Dit schijnen zoo ongeveer de hoofdtrekken te zijn van de ont-
wikkeling der zoogenaamde Brahmaansche godsdiénstleer, diewij
thans willen trachten in hare overplanting naar Java te volgen, om-
dat zij ook daar gewoonlijk ouder wordt geacht dan het Boeddhisme,
dat eenmaal, ook op haar klassieken bodem, zulk een krachtig
maar na lange worst’eling in bloed gesmoord protest tegen haar
heeft doen hooren.
Lassen is van meening dat de oudste emigranten uit Hindostán
naar Java Vischnoei'eten waren '). Zijne gronden zijn , dat,
volgens Javaansche overleveringen , het eiland zelfs reeds voor de
komst der Hindoe’s onder bescherming van Bätära Wisnoe stond 5) ,
en dat in de legende van Madoera een der oude vorsten van
dat eiland Wasoedewa heet, wat een der oudste namen van Vischnoe
is. Zeer afdoende kan ik deze bewijsvoering niet vindenj
maar zeker is het dat het op Java heerschende Siwai'sme de
vereering van Vischnoe, naar Javaanscheuitspraak Wisnoe, niet
buitensloot. Behalve het vroeger vermelde Vischnoe-beeld te
Trawas 4) , heeft de heer Brumund eene voorstelling van die
godheid op den Dieng gevonden en er drie aangewezen in het
museum van het Bataviaasch Genootschap s) , terwijl ook eenige
beeiden zoo van Vischnoe zelven als van zijne schoone sakti of
gemahn, de uit de zee geboren overvloedschenkster Lakschmi,
allen van Java afkomstig, gevonden worden in het museum van
*) Ind. Alterthumsk. I I . 1054. 1093.
3) Raffles I I . 78. 8) Raffles I I . 83. 4) Bla. 119.
*) Verh. v. h. Bat. Gen. XXXIII. 161. 42 v. 234.