
 
        
         
		schuldeischers,  zoo  Europeanen  als  Chineezen,  al^slaven  gehou-  
 den,  totdat  zij  hunne  schuld  hadden  afgelost,  wat  hun meestal  
 onmogelijk  was  Hierbij  bedenke  men  nu  nog  door  welke  
 middelen  bet  kolossale  inkomen  van  den  Resident  werd  verkre-  
 gen,  en  welk  eene  voldoening  bet  der  arme  bevolking  moet  
 verschaft  hebben,  dat  de  hervorming  van  Commissarissen  Gene-  
 raal  de  zaak  liet  zooals  zij  was,  behalve  dat  de  Compagnie  een  
 deel  van  den  onrechtmatigen  buit  voor  zieh  nam. 
 Ik  heb  reeds  vroeger  doen  opmerken,  d at,  ten  gevolge  der  
 regeling  omtrent  de  opvolging  van  1752,  de  waardigheid  van  
 Panembahan  Tjeribon  in  1773  vervallen  was  2).  Een  der  eerste  
 gevolgen  van  den  dood  van  Sultan  Sepoeh  Y  is  geweest,  dat  
 ook  de  derde  vorst,  Radja  Tjeribon,  die  waarschijnlijk in troebel  
 water  had  willen  visseben,  in  1798  naar  Amboina  verwijderd  
 en  de  door  hem  bekleede  waardigheid  evenzeer  opgeheven werd,  
 terwijl  zijn  aandeel  in  het  bestuur  en  de  inkomsten  aan  den  
 nieuwen  Sultan  Sepoeh  werd  opgedragen 3).  Doch  hiermede  was  
 de  onrust  niet  gestild,  te  minder  daar  de  Regeering  den  ont-  
 erfden  Radja  Kanoman  en  zijne  breeders  Radja  Kaboepaten  en  
 Radja  Laoetan  niet  slechts  zonder  gezag,  ihaar  zelfs  zonder  
 middelen  van  onderhoud  liet.  Nederburgh  schijnt  een  oogenblik  
 de  noodzakelijkheid  erkend  te  hebben  om  daarin  te  voorzien,  
 doch  de  hem  toegekende desa’s zijn hem spoedig  weder  ontfutseld. 
 *)  Daendels,  Staat,  der  O.  I .   bezitt.  10.  De  tegenstander  van  Daendels,  Engelhard,  
 beweert  wel  is  waar  (Overzigt.  457),  dat  de  hier  gescbetste  misbruiken  alleen  op  de  
 Snltanslanden  plaats  vonden  en  door  den  Resident  niet  konden  worden  tegengegaan.  
 Doch  het  is  hierbij  om  geene;. persoonlijke  besoholdiging  tegen  de  residenten  te  doen,  
 maar alleen  om  aan  te  toonen  dat  het  regeeringsstelsel  siecht  en  de  toestand  der  bevolking  
 ellendig  was. 
 2)  Zie  boven,  biz.  452.- 
 3) Engelhard,  Rapport. 333;  vgl. Hageman, Handl. I.  216 en  T. v.  I. T.  Ld.  en  Vk.  IV  
 337,  IX .  340.  Zonderling  dat  geen  andere  schrijver  van  deze gebeurtenis  gewag maakt  ;  
 maar  nog  zonderlinger  dat  nergens  iets  gevonden wordt  dat tot toeliohting  kan  strekken  
 van een bij Stavorins,  Reize  naar  Bataviaenz.  I .   183,  voorkomend  bericht,  d a tin l7 6 9 
 een  der  Tjeribonsche  prinsen  wegens  knevelarij  naar  Ämboina  gebannen  werd.  In 
 het  verhaal  zijner  tweede  reis,  die  ik  slechts  in  de  Engelsche  vertaling  van  Wilcocke  
 ter  hand  heb  (Voyages  of  Stavorinus,  I I I .  354),  herhaalt  Stavorinus  dit  bericht,  met 
 bijvoeging  dat  hij  dien  prins  zelf  in  1775  te  Amboina  zag.  Vermakelijk  is  overigens  
 daar  ter  plaatse  de  samensmelting  der  Sultans  Anom  en  Sepoeh  tot  ddn  persoon,  
 onder  den  naam  van  »Sultan  Anom  Soepoe  Cheribon.» 
 Het landvolk,  door dweepzieke täpä’s opgeruid en smachtende  naar  
 verlossing  uit  zijne  eilende,  koos  de  partij  der  teruggezette  prinsen. 
   De gisting  bleef dus  voortduren,  maar  begon  eerst  in  1802  
 zoo  ernstig  te  worden,  dat  zij  de  aandacht  der  Regeering  trok,  
 zooals  wij  in  het  volgende  hoofdstuk  zullen  zien  ‘). 
 Het  rechtstreeks  aan  de  Compagnie  onderworpen  gebied,  
 waartoe  men  intusschen  met  Daendels  ook  Tjeribon  zou  kunnen  
 rekenen,  bestond  uit  twee  zeer  verschillend  bestuurde  deelen:  
 het  oude  gebied,  gevormd  door  de  hoofdstad  Batavia  met  de  
 Ommelanden  en  Djakartasche  Bovenlanden,  waarbij  echter  ook  
 Krawang  en  een  deel  der  Preanger  waren  gevoegd;  en de  later  
 verkregen  Noordoostkust  met  den  Oosthoek.  Die Noordoostkust,  
 waarvan  de  bevolking  op  1,600,000  ä  1,880,000  zielen werd ge-  
 schat  2) ,  was  sedert  1754  gesteld  onder  een  Gouverneur  en  Di-  
 recteur,  die  zijn  zetel  had  te  Samarang.  De  eerste  Gouverneur  
 was  dezelfde  von  Hohendorff,  die  deze  gewesten  reeds van 1747  
 af als  Kommandeur  bestuurd  had  3). Yan  zijn  opvolgers zijn Har-  
 tingh,  Greeve,  Siberg,  van  Overstraten,  meermalen  in mijn verhaal  
 genoemd;  want  daar  ook  het  onderhouden  der betrekkingen  
 met  de  inlandsche  hoven  te  Soerakarta  en  Jogjakarta  aan  den  
 Gouverneur  der  Noordoostkust was  opgedragen  en  de  residenten  
 aan  die  hoven  onder  zijne  bevelen  stonden,  is  hij  inderdaad  in  
 dit  tijdvak  in  de  geschiedenis  der  Javanen  een  veel  gewichtiger  
 persoon  dan  de  Gouverneur  Generaal  zelf,  te  meer  daar  hij  zoo  
 goed  als  oppermachtig  was  en  de  Hooge  Regeering  zieh  met  
 zijne  administratie  weinig  of  niet  bemoeide.  Zijn  officieele ambts-  
 titel  was  eigenlijk  „Gouverneur  van-  *Java“  4) ;  want  het  gebied  
 onder  zijn  beheer  omvatte,  middellijk  of  onmiddellijk,  
 geheel  Java  in  dien  zin  waarin  men  dat  aan  de  Soendalanden  
 overstelt.  In  rang  werd  hij  geacht  met  den  Soesoehoenan  en  
 Sultan  gelijk  te  staan  6).  Zjjn  inkomen  overtrof  nog  verre  
 dat  van  den  resident  van  Tjeribon  en  wordt  zelfs  op  het  dub-  
 bele  daarvan  geschat,  maar  bestond  evenzeer  voornameljjk  uit 
 l)  Engelhard,  Rapport.  329.  v.  Hageman,  Handl.  I.  217.  2)  Zie  D.  I,  bl.  267. 
 3)  Boven,  blz.  482,  4)  Daendels,  Staat,  3.  5)  Hageman t  Handl. I,  218.