
 
        
         
		schepen  samengetrokken,  met  Madoereesche  hulpbenden  ver-  
 meerderd, en  te  zamen  12000  koppen,  Onder  bevel  van  den  ma-  
 joor van  Rijk,  uitmakende,  zette  aan  zijne  vertoogen genoegzame  
 kracht  bij  om  den  even  lafhartigen  als  opgeblazen  Soenan  Ba-  
 goes  in  zijn  schelp  te  doen  kruipen.  Op  raad  zijner  broeders,  
 de  Pangerans  Mangkoe  Boemi  en  Boemi  Nata,  en  van  zijn  oom  
 Pangeran  Poerbäjä  besloot  hij  aan  de  eisehen  der  Compagnie  
 toe  te  geven  en  zijne  raadgevers  op  te  offeren.  Daar  hij  echter  
 aan  deze  laatsten  gezworen  had  dat  hij  hen  nooit  levend aan het  
 Europeesch  gezag  zou  overleveren,  wilde  hij  hen  eerst  door  
 vergif  uit  de  wereld  helpen,  en  toen  de  resident  van  Rheede  
 tot  de  Parkeier  zijne  toestemming  hiertoe  weigerde,  stelde  hij  
 hen  in  handen  van  zijn  oom  Poerbäjä  ,  opdat  deze  hen  aan  de  
 Compagnie  uitleveren  zou.  Zij  werden  daarop  van  Java  verwij-  
 derd  en  Soenan  Bagoes  wendde  zieh  tot  den  resident  met  de  
 ootmoedige  bede,  dat  hem  vergiffenis  voor  ’t  gebeurde  verleend  
 en  hij  weder  in  genade  mocht  aangenomen  worden.  Reeds  den  
 2 8 s t e n  September 1790  werd  daarop,  onder  bemiddeling  der Compagnie, 
   het  geschil  tusschen  den  Soesoehoenan  en  den  Sultan  
 door  een  plechtig  verdrag  bijgelegd.  Mangkoe  Negärä  wilde echter  
 van  geene  verzoening  met  den  Sultan  hooren.  Greeve  kreeg  
 last  zieh  in  den  voortdurenden  twist  van  alle feitelijke inmenging  
 te  onthouden,  maar  geene  vermaningen  aan  Mangkoe  Negärä te  
 sparen.  Ten  laatste  werd  hij  toch  te  rade  aan  die.  vermaningen  
 kracht bij  te zetten door klinkende  argumenten.  Door een geschenk  
 van  4000  realen  en  de  belofte eener jaarlijksche bijdrage  van 1000  
 realen,  werd Mangkoe  Negärä  in  November  genoopt vergiffenis te  
 vragen en te beloven dat hij  nooit  weder  de  onafhankelijkheid  van  
 Jogjakarta  belagen  of  aan  den  Sultan  en  zjjne  afstammelingen  
 eenig  nadeel  toebrengen  zou.  Met  geld  en  goede  woorden  was  
 dus  het  gevaar  bezworen;  maar  uit  de  instruction  aan  Greeve  
 spreekt  duidelijk,  dat  de  Compagnie zieh niet in  staat zou gevoeld  
 hebben  den  last  van  een  nieuwen  krijg  te  torsen  ‘). 
 *)  Van  Kämpen, Nederl.  Buiten  Europa,  I I I .  344—347,  heeft  ook  hier  weder  uit  
 de  Boeken  van  Batavia  gepnt,  en  verdient  dus  de  voorkeur  boven  onze  andere  bericht-  
 gevers;  maar  zijn  uittreksel  is ,  als  gewoonlijk,  zoo  schraal  en  karakterloos,  dat  lk 
 In  1792  overleed  eindelijk  Sultan  Amangkoe  Boewänä  I  in  
 82jarigen  ouderdom.  Ofschoon  de  opvolging  van  Raden  Mas  
 Sendärä  reeds  20  jaren  vroeger  was  vastgesteld,  had  die  prins  
 in  later  tijd  de  gunst  zijns  vaders  in  die  mate  verbeurd,  dat  
 deze  gaarne  zijn tweeden zoon,  Pangeran  NätäKoesoemä, tot den  
 troon  zou  verheven  hebben,  en  zieh  daarvan  slechts  liet  terug-  
 houden  door  de  vrees,  dat  dit  tot  een  nieuwen  successie-oorlog  
 zou  aanleiding geven *).  Inderdaad  was  het  gedrag van den Kroon-  
 prins  van  dien  aard  geweest,  dat  de  bekommering van zijn vader  
 over  de  toekomst  van  zijn  rijk  onder  zijn  beheer  verre  van  
 ongegrond  was.  Hij  had  zieh  wellustig,  trotsch,  wreed  en  wispelturig  
 betoond,  zieh  bij  zijne  broeders,  bij  de meeste regenten  
 en bij  zijne aanstaande onderdanen  gehaat  gemaakt, en  geene gele-  
 genheid  verzuimd  om  zieh  tegenover  de  Europeanen  ruw  en  
 aanmatigend te toonen. Yan Overstraten,  die Greeve als Gouverneur  
 van  Java’s  Noordoostkust  was  opgevolgd, beschouwde  de  troons-  
 verwisseling  in  Jogjakarta  als  eene  hoogst  bedenkelijke  zaak  
 voor  de  rust  van  Java  en  was daarom  met  den  Sultan  overeenge-  
 komen,  dat  deze  hem  ontbieden  zou,  wanneer hij  zijn einde voelde  
 naderen,  opdat  hij  door  zijne  persoonlijke  tegenwoordigheid tegen  
 alle  aanslagen  van  kwaadwilligen  tot omverwerping der gemaakte  
 schikkingen  zou  kunnen  waken.  Doch  de  oude  Sultan,  die  niet  
 gaarne  van  sterven  wilde  hooren  spreken,  hield  zieh  niet  aan  
 deze  afspraak,  zoodat  van  Overstraten  eerst  naar  Jogjakarta  
 vertrok,  nadat  hij  de  tjjding  van  des Sultans overlijden ontvangen  
 had.  Het  gelukte  hem  echter  den  2den April 1792  den kroonprins  
 zonder  tegenstand,  in naam der Compagnie,  als  Sultan Amangkoe  
 Boewänä  H  op  den  troon  te  plaatsen,  en  daar  die  vorst  reeds  
 42  jaren  oud  was,  dadelijk  ook  de  keuze  van  een  nieuwen  
 troonopvolger  uit  zijne  talrijke  kinderen  vast  te  stellen. Ofschoon  
 Pangeran  Mangkoe  Di-ning-Rat,  wiens  moeder  van  vorstelijke  
 afkom8t  was,  zieh  steeds  gevleid  had,  dat  hij  de voorkeur boven 
 gemeend  heb  het  te  mögen  aanvullen  met  eenige  door  Hageman  in  T.  v.  I .  T.  L.  en  
 Vk.  IX.  310—312  en  314  vermelde  bijzonderheden,  die,  ofschoon  verward  door  hem  
 voorgedragen,  in  het  verhaal  schenen  te  passen  en  de  lokale  kleur  dragen.  Vgl.  ook  
 T.  v.  N.  I.  VI,  3.  129  v .;   Hageman,  Handl.  I.  219;  Meinsmal.  213. 
 0   T.  v.  N.  I.  VI.  3.  131.