
 
        
         
		strijd  overwinnaars  waren,  moesten  zieh  weder  tot  eene  verde-  
 digende  rol  bepalen,  en  de  kolonne  van  Majoor  Sollewijn,  bij  
 Kedjiwan,  op  de  grens  van  Mataram  met  het  Soerakartasche  
 district  Klaten,  na  aanvankelijk  succes  door  van  alle  zijden  op-  
 doemende  vijanden  overvallen,  leed  ontzettende  verliezen  en  
 werd  slechts  door  de  toesnellende  hulp  van  den  majoor  le  Bron  
 de  Yexela  voor  geheele  vernietiging  bewaard. 
 Hoe  zwaar  ook  de  zuebt  tot  bezuiniging  wegen  mocht,  men  
 kon  zieh  thans  ook  te  Batavia  niet  verbloemen,  dat  versterking  
 der  krijgsmacht  dringend  noodzakelijk  was.  Alle  troepen  die  
 eenigszins  in  de  Buitenbezittingen  konden  gemist  worden ,  werden  
 naar  Java  opontboden  en  met  de  uit  Nederland  körnende  
 aanvullingstroepen  naar  het  oorlogstooneel  opgezonden.  De  on-  
 gunstige  uitkomst  van  een  strijd  die  op  den  2 8 sten  Augustus  bij  
 Dilangoe,  op  den  weg  van  Klaten  naar  Soerakarta,  plaats  had,  
 en  in  welks  aanvang  Sollewijn  een  gevaarlijke  wond  aan  bet  
 hoofd  kreeg,  terwijl  zijn  opvolger  in  het  kommando,  kapitein  
 van  Green,  de  nederlaag  der  Soerakartasche  barisans  niet  kon  
 verhoeden,  ofschoon  hij  zieh  door  zijn  meesterlijken  terugtocht  
 met  roem  overdekte,  maakte  den  vijand  nog  vermeteler.  Soerakarta  
 zelf  werd  ernstig  bedreigd,  en  zoowel  in  Kadoe  als  
 in  het  Ledoksche  werd  het  door  onze  troepen  bezette  terrein  
 slechts  door  de  uiterste  inspanning  behouden. 
 Terwijl  de  versterkingen  werden  afgewacht  om  den  strijd  
 met  kracht  te  hervatten,  besloot  de  Eegeering  den  invloed  van  
 een  politieken  maatregel  te  beproeven,  die  zeker  niet  boven  
 bedenking  verheven  was.  De  eerst  door Daendels'),  later  ander-  
 maal  door  Baffles  2)  van  den  troon  gestooten  Amangkoe  Boe-  
 wänä  I I ,  die  door  de  Britten, bij het herstel van het Nederlandsch  
 gezag,  in  aller  ijl  uit  zijne  ballingschap  op  Poelo  Pinang  naar  
 Batavia  teruggezonden  en  daarop  door  Commissarissen-Generaal  
 naar Amboina verwijderd was;  die ¡ » 1 8 2 4 ,   op 70jarigen leeftijd, van  
 baron  van  der  Capellen  verlof  had'  erlangd  om  zieh  te  Soerabaja  
 te  vestigen,  maar  bij  het  uitbreken  der  onlusten,  omdat  men  
 nog  steeds  zijne  gezindheden  niet  vertrouwde,  aan  boord'van 
 l)  Boven,  blz.  565.  5)  Bl.  586. 
 het  wachtschip  Melampus  te  Batavia  was  geplaatst,  was  reeds  
 in  het  begin  van  den  opstand  door  sommigen  als  de  eenige  man  
 aangewezen,  wiens  gezag  met  eenige  kans  op  succes  aan  dat  
 van  Dipa  Negara  kon  worden  overgesteld.  Het  toen  ver  weg-  
 geworpen  denkbeeid  werd  thans  als  om  strijd.  door  den  Lui-  
 tenant-Gouverneur  en  den  Commissaris-Generaal omhelsd,  en men  
 zag  het  zonderling  schouwspel,  dat den ouden vorst, door dezelfde  
 regeering  die  hem  steeds  gevaarljjk  voor  de  rust  van  Java  had  
 geoordeeld,  heimelijk  een  verzoek  tot  herstel  op  den  troon in den  
 mond  werd  gegeven,  dat,  in  een  smeekschrift  nedergelegd,  door  
 den  Commissaris-Generaal  in  günstige  overweging  genomen  en na  
 kort  beraad  over  de  voorwaarden  ingewilligd  werd.  Het  plan  tot  
 herstel  van  den  Sultan,  den  5del‘  Augustus  door  Generaal  de  
 Kock  geopperd,  had  den  IT11™  reeds  zijn  volkomen  beslag  erlangd. 
   Onder  zijn  ouden  titel  van  Sultan  Sepoeh  zou  de  grijze  
 vorst  op  den  troon  worden  hersteld,  terwijl  hij  zijn  nog  onmon-  
 digen  achterkleinzoon,  voor  wiens  opvoeding  hij  beloofde  te  zor-  
 gen,  onder  den  titel  van  Sultan  Anom 2),  als  zijn wettigen mede-  
 regent  en  aangewezen  opvolger  erkende.  In  de overige bepalingen  
 van  het traktaat  werden  de Nederlandsche belangen niet vergeten,  
 en zelfs nog beter dan in eenig der vroegere traktaten gewaarborgd 3).  
 Maar  de  gierigheid  scheen  de  wijsheid  te  bedriegen,  toen,  in  
 art.  11  der  overeenkomst,  het  rijk  van  Jogjakarta met de betaling  
 der  kosten  van  den  tegenwoordigen  krijg  werd  belast,  zoodat  
 aan  hoofden  en  bevolking,  die men door de  nieuwe regeering wilde  
 tevreden  stellen,  het  vooruitzicht  op  verzwaarden druk, als eerste  
 gevolg  daarvan,  werd  geopend.  In  gedeeltelijke  voldoening  dier  
 kosten  werd  het  aandeel  van  Jogjakarta  in  de  Djabarangkasche  
 landen 4)  aan  het  Gouvernement  afgestaan  voor  f  433,000, zijnde  
 het  bedrag  der  a  6  pCt.  gekapitaliseerde  pacht  die  daarvoor  tot  
 dusver  was  hetaald. 
 De  plechtige  wederinhuldiging  van  Sultan  Sepoeh  had  plaats 
 *)  Nahuys,  Rapporten  I.  110;  Lange,  102;  Weitzel,  I .  393 
 2)  Zie  over  de  beteekenis  der  woorden  Sepoeh  en  Anom,  blz.  360. 
 3)  Zie  het  traktaat  bij  Nahnys,  I .  115,  en  in  hoofdzaak  bij  Weitzel,  I.  399. 
 4)  Zie  blz.  639.