
 
        
         
		neur-Generaal  Zwaardecroon,  zooals  sommigen  beweren  door  
 tusschenkomst  van  den  Sultan  van  Banten,  van  het  dreigend  
 gevaar  onderricht.  De  aanleggers  werden  gevangen  genomen  en  
 ten  getale  van  49  personen  op  de  gruwzaamste  wijze  ter  dood  
 gebracht.  Het  huis  van  Erberveld  werd  gesloopt,  en op de plaats  
 werd  een  gedenksteen  opgericht,  met  een  opachrift in het Neder-  
 duitsch  en  Javaansch,  dat  het  bouwen  en  planten  op  die  piek  
 voor  alle  volgende  tijden  verbood  ’). 
 Den  19de“  Juli  1723  versehenen  de  gevangen  opstandelingen  
 te  Batavia,  waar  zij  in  verzekerde  bewaring  gebouden  werden,  
 tot,  volgens  de  beslissing  der  Hooge  Regeering, Ceilon aan Wirä  
 Negärä  en  de  Kaap  de  Goede  Hoop  aan  Dipä  Negärä  als  ver-  
 banningsoord  werden  aangewezen.  Mangkoe  Nagärä  was  reeds  
 vroeger  aan  zijn  vader  teruggezonden,  onder  voorwaarde  dat  
 hem  geen  leed  zou  geschieden.  Pangeran  Poerbäjä,  wien  onge-  
 twijfeld  te  Kartasoera  een  gruwzaam  lot  zou  gewacht  hebben,  
 ontving  genade  van  de  Compagnie,  met  aanwijzing  van  een land-  
 goed  nabij  Tangeran,  waar  hij  in  vrede  mocht  zaaien  en maaien.  
 De  dus  beeindigde  krijg  is  in  de  geschiedenis  onder  den  naam  
 van  „tweede  Javaansche  successie-oorlog“  bekend 2). 
 Soenan  Praboe  had  niet  lang  genot  van  de in zijn rijk herstelde  
 rust.  Hij  stierf  den  208ten  April  1727,  nadat  hjj,  met  goedkeu-  
 ring  der  Hooge Regeering een zijner jongere zonen als zijn opvolger  
 had  aangewezen 3).  Deze  ongelukkige  prins, wiens leven een aan-  
 eenschakeling  van  rampen  was,  had  bij  zijns  vaders  dood  eerst  
 den  ouderdom  van  zestien  jaren  bereikt.  Hij  werd  echter  onder  
 den  naam  van  Pakoe  Boewänä  H  tot  Soesoehoenan  uitgeroepen, 
 J)  Men  leest  bij  vele  scbrijvers  van  een  opschrift  in  v e r s c h i l l e n d e o f   ook  
 bepaaldelijk  in  vijf  talen.  Maar  Valentijn,  IV.  1.  210, spreekt slechts van Nederduitsch.  
 en  Javaansch,  en  dat  is  ongetwijfeld  alleen  juist.  In   D.  XIX  van  het  T.  v.  I.  T.  L.  
 en  Vk.  is  op  blz.  270  de Nederdnitsche  en  Javaansche  tekst  van  het  nog  aanwezige  
 opschrift  en  op  blz.  579  een  fac-simile  van  de  Javaansche  inscriptie  medegedeeld. 
 2)  Tot  dasverre  wisten  wij  zeer  weinig  van  dien  krijg;  want  Valentijn,  wiens  
 geschiedverhaal  hier  een  einde  neemt*  deelt  daaromtrent  IV.  1.  209,  211  v.  slechts  
 enkele  onsamenhangende  bijzonderheden  mede,  hem  door  zijne  Indische  vrienden  
 overgebriefd,  en  Hageman  schijnt  buiten  hem  slechts  inlandsche  bronnen  gebruikt  te  
 hebben.  Eerst  de  Jonge  heeft  in  zijn  IXde  deel  de  wäre  toedracht  van  zaken  aan  het  
 licht  gebracht. 
 3)  De  Haan,  bij  de  Jonge,  IX.  112. 
 maar  geplaatst  onder  de  voogdij  van  zijne  moeder,  eene  door-  
 slepene  en  heerschzuchtige  vrouw,  en  van  den  rijksbestuurder  
 Danoe  Redjä,  die  verdacht  wordt  den  vorigen Soesoehoenan door  
 vergif  om'het  leven  gebracht  te  hebben.  Het  Hof  werd,  zooals  
 te  verwachten  was,  nu  weder  het  tooneel  van  allerhande  kui-  
 perijen  en  kabalen,  en  Pakoe  Boewänä  werd  in  deze oefenschool  
 een  meester  in  de  kunst  der  veinzerij.  Ofschoon  de Ratoe  en de  
 Rijksbestuurder  elkander  haatten,  spanden  zij  samen  tot  verderf  
 van  allen  die  hun  in  den  weg  stonden.  Een  enkel  voorbeeld  
 möge  volstaan.  Mangkoe  Negärä,  des  Soesoehoenans halve  broe-  
 der,  werd  van  een  minnehandel  met  eene  van  ’s vorsten vrouwen  
 beschuldigd.  Het  feit  was  onbewezen  en later bleek zijne onschuld.  
 Desniettemin  werd  de  ongelukkige  vrouw,  die  men in de verzon-  
 nen  geschiedenis  had  gemengd,  door  verworging  van  het  leven  
 beroofd,  en  Mangkoe  Negärä  werd  naar  Ceilon  gebannen,  waar-  
 toe  de  Hooge  Regeering  hare  medewerking  verleende,  omdat  zij  
 hem  alleen  daardoor  aan  een  wissen  dood  onttrekken  kon  ’). 
 De  Soesoehoenan  werd  eindelijk het juk van zijn rijksbestuurder  
 moede,  maar  te  vreesachtig  om  hem  openlijk  te  weerstreven,  
 zette  hij  met  zijne  gunstelingen  eene  kabaal  op  het  touw  om  
 Danoe  Redjä  ten  val  te  brengen.  De  intrige  was  wel  een  jaar  
 lang  op  de  meest  bedekte  wijze  voortgesponnen,  toen  eindelijk  
 de  rijksbestuurder in  1733 op listige wijze  naar  Samarang  werdaf-  
 gevaardigd,  om  den  gevolmachtigden  gezant der Compagnie Coyet  
 te  gaan  begroeten.  De  gezant,  die  in  het  geheim  was,  nam den  
 staatsdienaar  des  Soesoehoenans  gevangen,  eer  hij  optegenstand  
 bedacht  was.  Hij  werd  van  zijne  waardigheden  vervallen  ver-  
 klaard  en  naar  Batavia  gezonden,  waarna  hij  het  getal  der  op  
 Ceilon  levende  ballingen  ging  vermeerderen 2).  De Nederlandsche  
 invloed  aan  het  Hof wies  onder die  omstandigheden met den dag,  
 maar  de  Hooge  Regeering  liet  hären  beschermeling  den  steun  
 dien  zij  hem  verleende  duur  betalen.  Den  8sten  November  1733,  
 weinige  maanden  na  den  val  van  Danoe  Redjä,  werd  een nieuw  
 contract  met  den  Soesoehoenan  gesloten,  dat  vooral  moest  die- 
 *)  De  Haan  bij  de  Jonge,  IX.  128. 
 3)  Van  Cloon  bij  de  Jonge,  IX.  196,  207.