
 
        
         
		Intusschen  maakte  Mas  Sai'd  van  deze  gelegenheid  gebruik  om  
 Pänärägä  en  Madioen  te  veroveren.  De  regent  van  Pänärägä  
 sneuvelde  en  de  groote  schatten  die  hij  verzameld  had,  vielen  
 in  handen van  den  overwinnaar.  Deze,  die  reeds  sedert  eenigen  
 tijd  met  zijn  schoonvader  op  gespannen  voet  had  geleefd,  begon  
 nu  zelf  het  oog  te  slaan  op  de  Mataramsche  kroon  en  stelde  
 aan  de  Compagnie  voor  met  hem  over  den  vrede te handelen ,-op  
 voorwaarde  dat  Pakoe  Boewänä zou worden afgezet en een nieuwe  
 Soesoeboenan  verkozen.  Yon  Hohendorff  was  inmiddels  in  Soe-  
 käwati  gevallen,  met  dat  gevolg  dat  de  regent,  een  zwager  
 van  Mangkoe  BoemiJ, zieh met  de  zijnen  onderwierp.  Later  echter  
 ,  zieh  door  den  rijksbestuurder mishandeld achtende, verliet hij  
 de  hofpartij  weder,  en  de  Kommandeur,  door  den  regentijd  en  
 hevige  ziekten  onder  zijn  volk  verlamd,  moest  de  winterkwar-  
 tieren  betrekken,  zonder  eenig  beslissend  resultaat  te  hebben  
 verkregen. 
 Het  was  een  geluk  voor  de  Compagnie  dat  de  oneenigheid  
 tusschen  Mangkoe  Boemi  en  Mas  Sai'd,  die  van  tijd  tot  tijd  nu  
 ook  elkander beoorloogden,  de macht der  rebellen zeer verzwakte;  
 want  de  sterfte  onder  hare  troepen  was  zoo  groot ,c  dat  zij  in  
 1753  Mangkoe  Boemi  niet  kon  verhinderen  in  het  Djipangsche  
 door  te  dringen  en  den  regent  te  verslaan  en  te  verjagen.  Mas  
 Said  vertoonde  zieh  eensklaps  weder  in  Soerakarta  en  vernielde  
 er  alle  te  veld  staande  gewassen,  waardoor  een  zoo  groot gebrek  
 aan  levensmiddelen  ontstond,dat  tot  100  rijksdaalders  voor  een  
 kojan  rijst  betaald  werden.  Te  gelijk  bracht  die  prins  ook  aan  
 zijn  schoonvader gevoelige verliezen  toe  en  zijn  voorspoed  maakte  
 hem  zoo  opgeblazen,  dat  hij  er  meer  en  meer  voor  uitkwam  
 den  troon  voor  zieh  zelven  te  begeeren,  en  om  dit  doel  te  be-  
 reiken  op  nieuw onderhandelingen met von Hohendorff aanknoopte.  
 Die  onderhandelingen  werden  lang  gerekt  en  meermalen  gaf  de  
 houding  van  Mas  Said  aanleiding  tot  den  twijfel  of  zij  wel  ern-  
 stig  gemeend  waren.  Yon Hohendorff, zijne zwakheia  gevoelende,  
 betoonde  echter  groote  inschikkelijkheid,  en  daaruit  werd  zulk  
 een  zonderlinge  tusschenstaat  tusschen  oorlog  en  vrede  geboren,  
 dat  Mas  Sai'd  zelf,  op  het  oogenblik  dat  hij  eenige  hem  door 
 den  Kommandeur  gezonden  geschenken  aanvaardde,  spottender-  
 wijze  uitriep:  „Heden  zendt  men  mij  geschenken,  en  morgen  
 vechten  wij  weder.“  Het bleek intusschen steeds duidelijker dat de  
 hooge  eischen  van  Mas  Said  geen  aannemelijke  basis  voor onder-  
 handeling  konden  opleveren,  ofschoon hij  zieh bij  de Compagnie de  
 nederlagen  aan  zijn  schoonvader  toegebracht  als  groote  Verdiensten  
 toerekende  ,  en  verzekerde  dat  hij  hem  eerlang  geheel  zou  
 onderwerpen.  Maar  inmiddels  ging  het  rooven  en  branden  
 gedurig  zijn  gang  en  werd  de  toestand  van  Java  hoe  langer hoe  
 rampzaliger.  De  Soesoehoenan  was  volkomen  machteloos;  Mas  
 Said  werd  steeds  overmoediger,  en  Mangkoe  Boemi  was  nog  
 mächtig  genoeg  om  zoowel  de  Compagnie  als  zijn  schoonzoon  
 te  trotseeren. 
 Yon  Hohendorff,  moedeloos  en  afgemat  door  zijn  vruchtelooze  
 en  kwalijk  gesteunde  pogingen  om  aan  Java  den  vrede te schenken, 
   vroeg  eindelijk  in  1754  zijn  ontslag,  onder de rondborstige  
 verklaring dat  de  vrede  nog  ver  te  zoeken  was.  De  Opperkoop-  
 man  Nikolaas  Hartingh,  die  geoordeeld  werd  alle andere dienaren  
 der  Compagnie  in  de  kennis  der  inlanders  te overtreffen ‘) , werd  
 tot  zijn  opvolger  benoemd.  De  Gouverneur-Generaal  Mossel,  die  
 in  1750  de  door  van  Imhoff’s  overlijden  opengevallen  plaats  had  
 ingenomen,  kwam  zelf  naar  Samarang  om  hem  te  installeeren.  
 De  nieuwe  Gouverneur  (want  deze  titel  had  nu  den  vroegeren  
 van Kommandeur  vervangen), zieh de ondervinding  van Mas Said’s  
 onhandelbaarheid  ten  nutte  makende,  begon  meer  zijne  hoop  te  
 vestigen  op  onderhandelingen  met  Mangkoe  Boemi,  die  al  spoe-  
 dig  toonde  liever  zelf  met  de  Compagnie  in  schikking  te  willen  
 treden,  dan  de  voordeelen  die  uit  een  verbond  met  haar  
 konden  voortspruiten,  aan  zijn  schoonzoon  te  gunnen.  Yoor  die  
 onderhandelingen  werd  gebruik  gemaakt  van  de  tusschenkomst  
 van  een  Turkschen  of  Arabischen  priester,  die  zieh  destijds  te  
 Batavia  bevond.  Hartingh,  zonder  zieh  bij zonder  toeschieteljjk te  
 betoonen,  trachtte  längs  allerlei  wegen  Mangkoe  Boemi  omtrent  
 zijne gezindheden te polsen.  Daar zijne eischen minder buitensporig