
 
        
         
		Onder  de  overige  administratieve  maatregelen  van  Raffles  
 treedt  zijne  hervorming  van  het  belastingstelsel  op  den  voor-  
 grond.  Hierin  vooral  ligt  de  groote  beteekenis  van  zijn  bestuur.  
 Geheei brekende met hetmercantiel stelsel der Compagnie, bevrijdde  
 hij den handel en den  arbeid zaoveel  mogelijk van de  boeien  die  ze  
 beknelden,  terwijl  hij  de  contingenten  en  gedwongen  leverantien  
 verving  door  een  geregelde  betaling, van  de opbrengst der velden  
 geheven.  Het  doel  dezer  hervorming  was,  den  inlander  te  ver-  
 heffen,  den  Engelschen  naam  in  dtn  Archipel  bemind  te maken,  
 Java  te  herscheppen  in  een  veld voor den Britschen ondernemings-  
 geest  en  den  terugkeer  van  het  Nederlandsch  gezag  zooveel  
 mogelijk  te  verhinderen. 
 De  geschiedenis  dezer  groote  hervorming  kan  in  twee  tijd-  
 perken  gesplitst  worden.  Het  eerste  was  dat  der  voorbereiding  
 en  neemt  de twee  eerste  jaren  van  Raffles’  bestuur  in , het twee-  
 de  is  dat  der  uitvoering,  dat  gezegd  kan  worden  metdeprocla-  
 matie  van  15  October  1813  aan  te  vangen. 
 In  het  eerste  tijdperk  was  eene  commissie,  uit  kolonel  Mackenzie  
 als  voorzitter  en  de  voormalige  Nederlandsche ambtenaren  
 Knops,  Lawick  van Pabst en Rothenbuler als leden bestaande, met  
 een  onderzoek naar den aard van het grondbezit  en  de  mogelijkheid  
 der beoogde  verandering  van  stelsel  belast.  Te  geljjker  tijd  sloeg  
 de  Luitenant-Gouverneur  de  handen  aan  het  werk om de verschil-  
 lende  takken  van  bestuur  in  overeenstemming  met  de  Britsche  
 begrippen  of  volgens  zijne  persoonlijke  inzichten  te  regelen. 
 Onder  deze  regelingen  verdienen  vooral  de  inrichting  van  
 het  Gewestelijk Bestuur  en  van  het  Rechtswezen  onze aandacht,  
 omdat  zij  uit  den  aard  der  zaak  op  het  lot  van  den  Inlander  
 van  overwegenden  invloed  waren. 
 Den  15den  September  1812  werden  door  den  Luitenant-Gouverneur  
 in  Rade  nieuwe  instructien  voor  de  residenten  uitge-  
 vaardigd.  Hunne  verplichtingen  waren  vierledig,  naarmate zij tot  
 het  civiel  of  militair  beheer,  het  rechtswezen  of  de  financien  
 betrekking  hadden. 
 den  17  over,  terwijl  Meinema  alleen  door  weglating  van  Kädoe  het  aañtal  van  16  
 niet  overschrijdt. 
 In  het  civiel  beheer  was  de  resident  het hoofd van het gewest,  
 wiens  bevelen  stiptelijk  moesten  worden  nagekomen,  schoon  aan  
 ieder  het  recht  tot  klagen  bij  de  Algemeene  Regeering  werd  
 toegekend.  De  resident  moest  de  geschillen  tusschen  de  beamb-  
 ten  in  zijn  ressort  in'  eerste  instantie  beslissen,  maandelijks  
 den  toestand  van  zijn  gebied  opnemen  en  daarover  rapport  
 doen, en de  statistiek  van inkomsten en uitgaven, van aankomende  
 en  vertrekkende schepen,  van  in-  en  uitvoer,  van  de  uitkom-  
 sten  van  landbouw  en  nijvérheid,  van  de  openbare  werken  
 en  van  de  Europeesche  bevolking  nauwkeurig  bijhouden  en  
 ter  kennis  van  het  Gouvernement  brengen.  Yoor  het  aan-  
 leggen  van  publieke  werken  behoefde  hij  steeds  de  machtiging  
 der  Hooge  Regeering.  De  administratie  der  koffiecultuur  en  der  
 bosschen  moest  hij  overlaten  aan  de  daarvoor  bestemde  depar-  
 tementen.  Zelf mocht  hij  geen  handel  of  nijverheid  uitoefenen,  
 diensten  ten  eigen  behoeve  mocht  hij  slechts  tegen  behoorlijke  
 vergoeding  van  den  Inlander  vergen,  geschenken  mocht  hij  in  
 geen  geval  aannemen. 
 Het  militair  gezag  van  den  resident  werd  beperkt  tot  de door  
 Daendels  onder  den  naam  Djajeng-Sekars  tot  handhaving  van  
 het  gezag  der  prefecten  georganiseerde  inlandsche  strikruiters  
 of  maréchaussé’s  ').  Bij  brand  of  opstand  had  hij  zieh  tot  den  
 eerstaanwezenden  offleier  te  wenden.  Yoor  doortrekkende troepen  
 moest  hij  behoorlijk  zorg  dragen. 
 Over  de  rechterlijke  functien  van den resident spreek ik zoo aan-  
 stonds bij het rechtswezen. Hier kan echter vermeld worden, dat hem  
 ook de handhaving der politie, het toezicht op  alle  publieke werken  
 en instellingen, de zorg voor de belangen der Inlanders, het tegengaan  
 van het pandelingschap en  van  den  sluikhandel  waren  opgedragen. 
 Wat  eindelijk  de  financien  betreft,  had  de  resident  te  zorgen  
 voor  de  inning  van  ’s  lands  inkomsten  en  voerde  hij  het  beheer  
 der  kassen.  Na  de  invoering  van  het  landrentenstelsel  werden,  
 voor  zoo  ver  afzonderlijke  eollecteurs  waren  aangesteld,  zijne  
 financieele  werkzaamheden  beperkt;  doch  dit  was  niet  dadelijk  
 in  alle  residentien  het  geval2).