
 
        
         
		Gern bong  ) ,  Padjarakan,  Gronggang,  Gresik en Djaratan en ein-  
 delijk  ook  Soerabaja  in  de  asch,  en verspreidden zulk een schrik,  
 dat  de  strandbewoners  op  vele  plaatsen  naar  het  binnenland  
 vluchtten  en  de  mare  der  aangerichte verwoestingen  tot Mataram  
 doordrong.  Te  Domong2),  een  weinig  ten  O.  van  Basoeki,  had-  
 den  de  Makassaren  zieh  versterkt  en hun hoofdkwartier gevestigd. 
 Deze  aanvallen  op  het  Mataramsche  gebied  waren  het  uit-  
 vloeisel  der  saroenspanning  van  Kraeng  Galesoeng  met  Troenä  
 Djaja,  waarvan  weldra  ook  het  huweljjk van den Makassaarschen  
 edelman  met  eene  dochter  van  den  Madoereeschen prins openlijk  
 getuigenis  gaf.  Als  derde  bondgenoot  sloot  zieh  ook  de  priester-  
 vorst  van  Giri  bij  hen  aan.  Yolgens  de  Gresiksche  kronieken  
 had  Amangkoe-Rat  den  Panembahan  Mas  Witänä,  die  in  1638  
 Panembahan  Ageng  3)  te  Giri  was  opgevolgd,  omdat  hij  in  de  
 voorvaderlijke  vijandschap  tegen  het Mataramsche  huis  volhardde  
 en  op  het  geestelijk  oppergezag  bleef aanspraak maken,  in 1660  
 door  een  zijner  rijksgrooten  doen  vermoorden.  Daarna  had  hij  
 een  afzonderlijken  regent  voor  Gresik  benoemd  en  het. heiligdom  
 te  Giri  4) ,   dat  hij  om  den  wille  des  volks  moest blijven ontzien,  
 gesteld  onder  zekeren  Poespä  Itä,  met  den  titel  van Pangeran  5).  
 De  politiek  door  de  vorsten  van  Mataram  ten  opzichte van  Giri-  
 Gresik  gevolgd,  schijnt  veel  overeenkomst  gehad  te  hebben  met  
 die  van  de  Compagnie  ten  opzichte  van  Mataram  zelf.  Het  was  
 eene  politiek  van  langzame  ondermijning,  ook  door  verdeeling  
 van  gezag,  eene  politiek  tevens  welke  de  hoofden,  die  een  ver-  
 minderde  waardigheid  uit  de  handen  van  den  opgedrongen  
 meester  als  een  weldaad  ontvangen  moesten,  zelden  tot  dank- 
 *)  De  betrekking  tusschen  Pasoeroean  en  Gembong  is  eene  soortgelijke  als  die  tus-  
 schen  Gresik  en  Djaratan:  Valentijn  onderscheidt  nitdrukkelijk  tusschen  Gembong  en  
 Pasoeroean  (IV.  1.  50,  51  en  op  zijne  kaart); - maar  thans  heeft  Gembong  zijn  afzon-  
 derlijk  bestaan  verloren  en  meenen  zelfs  sommigen  (b.  v.  de  Holländer,  Land-  en  
 Volkenknnde,  3e  dr.  I.  358),  dat  Gembong  de  oorspronkelijke  naam van Pasoeroean is.  
 De  rivier  van  Pasoeroean  heet  nog  Kali  Gembong. 
 2)  De  ligging  van  Domong  blijkt  nit  de  Jonge,  VI.  203,  waar  door  »Masaoeky»,  
 het  tegenwoordige  Basoeki,  en  door  "Paladingam»  Mlandingan  wordt  aangeduid.  Zie  
 Valentijn  IV.  1.  51  en  zijne  kaart. 
 3)  Zie  blz.  327.  *)  Zie  blz.  190. 
 6)  Wiselius  in  T.  v.  I .  T.  L.  en  Vk.  D.  XXIII. 
 baarheid  sterade.  Poespä  Itä  was  door  banden  des  bloeds  Verbünden  
 zoowel met  het  oude  Girische  vorstenhuis, welks van ouds  
 aan  Mataram  vijandige  politiek  hij  voortzette,  als  met  Troenä  
 Djäjä,  wiens  aanspraken  hij  heimelijk  steunde,  ofschoon  hij  zijne  
 wäre  gezindheid  langen  tijd  wist  te  bedekken. 
 Maar  ook  in  Banten  zou  Troenä  Djäjä  weihaast  krachtigen  
 steun  vinden.  De  gelegenheid  om  aan  Mataram  afbreuk  te  doen  
 en  de  Compagnie  te  weerstreven  was  voor  Sultan  Ageng  veel  
 te  schoon,  om  er  niet  zelfs  zijne  veete  tegen  de  Makassaren  
 aan  op  te  offeren,  terwijl  tevens  ook  zijn,  hetzij  dan  echte  of  
 slechts  door  de  politiek  geinspireerde  geloofsijver  hem  eene  lijn  
 deed  trekken  met  Troenä  Djäjä,  die  mede  zieh  als  een  vurig  
 strijder  voor  den  Islam  wilde  doen  doorgaan. 
 In  het  Mataramsche  rijk  was  het  op  het  tijdstip  toen  de  op-  
 stand  uitbrak,  allertreurigst  gesteld.  De  vorsteljjke  familie  zelve  
 leefde  in  de  schromelijkste  oneenigheid.  Met  minder  dan  vier  
 van  des  Soesoehoenans  zonen  betwistten  elkander  de  opvolging  
 tot  zijn  troon:  Pangeran  Adipati  Anom,  oud  35  jaar,  van  moe-  
 derszijde  gesproten uit het huis der Soerabajasehe  regenten;  Pangeran  
 Mertä Sänä, oud  30 ä 32 jaar,  verwekt bij eene Demaksche Njai;  
 Pangeran  Poeger,  oud  3 0 ,  en  Pangeran  SingäSari,  oud 27 jaar,  
 beide  gesproten  uit  eene  Balambangansche  vrouw  van  geringe  
 afkomst.  Wel  had  de  Soesoehoenan  vroeger  zijn  oudsten zoon tot  
 opvolger  bestemd,  maar  later  gaf  hij  nu  eens  aan  dezen  dan  
 aan  genen  der  genoemde  prinsen  de  voorkeur,  en  zijne wankel-  
 baarheid  gaf  rjjkelijk  voedsel  aan  allerlei  kuiperijen  en  hofkaba-  
 len.  Bovendien  kon  de  gruwzame  gestrengheid  van  den  Soesoehoenan  
 niet  uitwerken,  dat  hij  door  zijne ambtenaren trouw werd  
 gediend.  Yan  de  schatten  die  de  knevelarij  der  landvoogden  en  
 grooten  aan  de  arme  bevolking  wist te ontfutselen,  kwam slechts  
 weinig  in  de  schatkist  des  Soesoehoenans  terecht;  en  de  vrees  
 en  wrok,  door  zijne  euveldaden  gevoed,  brachten  te  weeg  dat  
 hij  onder  regenten,  dorpshoofden  en  priesters  veel meer geheime  
 vjjanden  dan  oprechte  aanhangers  had. 
 In  den  aanvang  van  1676  ontving  de  Hooge  Regeering  te  
 Batavia  van  hären  resident  te  Djapara  bericht  van  de  verwoes- 
 23*