
 
        
         
		met dien titel, die trou wens naar Mohammedaansche begrippen slechts  
 aan  hooger gezag kon ontleend worden. Maar Rijklof van Goens, die  
 bet  hof van  Mataram  bij  herhaalde  bezoeken beter dan iemand had  
 leeren  kennen,  zegt  ons,  dat de Panpmbaban na de verovering van  
 Madoera  en Soerabaja eene  vergadering hield van  al de overwonnen  
 regenten,  waarbjj  ook  de  Pangeran  van  Tjeribon  tegenwoordig  
 was,  en  dat  hij  daar,  op  voordracht  van  een  der  grooten,  als  
 Soesoehoenan  werd  uitgeroepen,  terwijl  den  Tjeribonschen  vorst,  
 als  een  bijzonder  eerbewijs,  vergund  werd  den titel van Pangeran  
 met  dien  van  Panembahan  te  verwisselen  ').  Overigens  bad  bet  
 bewustzijn  van  onbeperkte  macht  op  het  gemoed  van  den  
 Soesoehoenan  den  verderfelijksten  invloed.  Hij  begon te lijden aan  
 dien  vreeselijken  waanzin  die  zoo  dikwijls mächtige  despoten  ge-  
 vaarlijk  maakt  zelfs  voor  bunne  vertrouwdste  raadslieden  en gun-  
 stelingen.  Een  droom had hem geopenbaard, dat,  zoo hij  zijn rijk in  
 vrede  wilde  bezitten,  vier  van  de grootsten moesten worden  „weg-  
 genomen“ ,  en  niemand  in zijne omgeving achtte zieh meer veilig 2). 
 Ofschoon  de  Soesoehoenan  van  begeerte  brandde  om  de  verovering  
 van  geheel  Java  te  voltooien,  dwong  hem  de  uitputting  
 zijner  onderdanen  hun  een  paar  jaren  rust  te  gunnen.  Maar  hij  
 bleef  daarom  niet  werkeloos.  Door  onderhandelingen  en  bedrei-  
 gingen  trachtte  hij  de  Bantensche  regeering  tot  erkenning  van  
 zijn  gezag  te  bewegen,  waartoe  vooral  de  diensten  van  den Panembahan  
 van  Tjeribon  werden  ingeroepen;  maar  Banten  bleef  
 standvastig  weigeren.  In  den  aanvang  van  1626  liet  hij  weder  
 door  de  Toemenggoengs  van  Kendal  en  Tagal  vertoogen  bij  de  
 Hooge  Regeering  te  Batavia  indienen,  om  haar  aan  te  sporen,  
 tegen  erkenning  van  haar  recht  op  het  veroverd  grondgebied,  
 hem  in  een  aanval  op  Banten  met  hare  zeemacht  bij  te  staan.  
 Doch  de  Compagnie,  getrouw  aan  haar  beginsel  dat  Banten  wel  
 gekortwiekt,  maar  niet  vernietigd,  en  de  Soesoehoenan  wel  te 
 1)  »Corte  beachrijvinghe  van  ’t  eyland  Java»  ,  in  Bijdr.  t.  d.  T.  L.  en  Vk.  v.  N.  
 I .  IV.  358.  Vgl.  ook  de  Carpentier  bij  de  Jonge,  V.  101.  Ik  bemerk  te la a t, dat bij  
 hetgeen  ik  op  blz.  264  over  het  aannemen van  den titel Soesoehoenan door de latere vor-  
 sten  van Mataram  schreef,  op  deze  bijzonderheid  uit vroeger tijdvak geen acht is geslagen.  
 s)  De  Carpentier  bij  de  Jonge,  V.  101. 
 vriend  gehouden,  maar  niet  te  mächtig  gemaakt  moest  worden,  
 bleef doof  voor  deze  aanzoeken.  Toen  de Soesoehoenan bemerkte,  
 dat  van  deze  zijde  niets  voor  hem  te  hopen  viel,  begon  hij  ook  
 de  Niederländers  te  dwarsboomen  en  zieh  door  buitenlandsche  
 bondgenooten  te  versterken.  Hij  gelastte  de  verplaatsing  van  een  
 deel  der  bevolking  van  Soemedang  naar  Mataram, zoo men meent  
 vooral  met  het  doel,  om  Batavia  den  toevoervan  slachtvee en tim-  
 merhout  uit  die  streken  af  te  snijden.  Een  gezantschap  van  Pa-  
 lembang,  dat  zeven  olifanten  en  andere  geschenken  aan den Soesoehoenan  
 kwam  aanbieden,  werd  günstig  ontvangen  en  leidde  
 tot  een  verbond,  dat,  naar  verzekerd  werd,  een  gezamenlijken  
 aanval  op  Banten  beoogde,  maar  naar  het  oordeel  van  den  Gouverneur 
 Generaal  ook  wel  tegen  Batavia  kon  gericht  zijn.  Daar-  
 entegen  werd  een  nieuw  gezantschap,  in  Augustus  1626  naar  
 Mataram  gezonden,  niet  tot  de  hofreis  naar  Karta  toegelaten,  
 maar  teruggewezen  met  de  verklaring,  dat  de  geschenken  te gering  
 waren  en  de  Regeering  in  hären  brief den Soesoehoenan niet  
 hoog  genoeg  betiteld  en  zieh  zelve  niet  genoeg  vernederd  had  ').  
 Misschien  wäre  het  zelfs  reeds  in  1627  tot  een  uitbarsting  ge-  
 komen,  indien  niet  de  regent  van  P a ti,  bij  Djapara,  de  vaan  
 des  oproers  had  opgestoken  en  den  Soesoehoenan  gedwongen had  
 in  persoon  met  een  aanzienlijke  macht  te  velde  te  trekken.  De  
 overwinning  bleef  aan  het  leger  van  Mataram,  maar  schijnt  duur  
 gekocht  te  zijn.  De  weerspannige  stad  werd  met  geheele  ontman-  
 teling  gestraft  2). 
 Inmiddels was Koen, voor de tweede maal met de waardigheid van  
 Gouverneur-Generaal  bekleed,  in  September  1627  te  Batavia ge-  
 komen,  en  het  was  gelukkig,  bij  de  gevaren die de jeugdige stad  
 bedreigden,  dat  hare  verdediging  aan  een  man  van  zijne  geestkracht  
 was  toevertrouwd.  Doch  eer  wij  de  ontwikkeling  van  het  
 drama  verder  gadeslaan,  is  het  noodig  dat  wij  de  aandacht  een  
 oogenblik  bepalen  bij  de  episode  die  de  betrekkingen  tot  Banten  
 en  Engeland  daarin  vlochten. 
 ')  De  Carpentier  bij  de  Jonge,  V.  9 9 ,  1 0 4 ,  109. 
 5)  Koen  bij  de  Jonge,  V.  114;  van  Goens  in  Bijdr.  t.  d.  T.  1 .  en  Vk  v  N  I   
 V.  3 5 7 ,  359.