
derwaarts toevloeide“. Verlangend eenige berichten in te winnen
omtrent het tegenover Gresik liggende eiland Madoera, zond hij
eene sloep derwaarts, die eene kleine rivier, längs welker boor-
den vele doerians en nangka’s groeiden, een eind weegs opvoer.
De bemanning, door deze vruchten verlokt, ging aan land,
waarop de inboorlingen hen gevangen namen en de sloep aan-
hielden; en het kostte aan de Brito veel moeite zijn volk weder
yr» te krÜgen, wat hem echter ten laatste door de tusschenkomst
van het hoofd van Gresik gelukte. Terwijl de Brito hier noglag,
verscheen er ook Garcia Enriquez met vier zeilen op zijn tocht
naar de Banda-eilanden, en te gelijker tijd bracht er een Javaan-
sche jonk, met specerijen van Banda körnende, het eerst de voor de
Portugeezen zeer onaangename tijding, dat de Spaansche vloot
onder de Magalhaes zieh in die wateren vertoond had ’). Nog werd
in dat zelfde jaar de reede van Gresik aangedaan door de Vittoria,
het eenig overgebleven schip van het ongelukkige eskader waar-
mede de Magelhaes de aarde had omgezeild, en de Herrera zegt
van die plaats, dat zij meer dan 30,000 Mohammedaansche in-
woners telde, en dat er een groote handel in porcelein, zij de en
andere waren van China, Borneo enz. gedreven werd 2).
Uit deze bijzonderheden blijkt genoegzaam het groote gewicht
van Gresik als handelsplaats en de vriendschappelijke voet
waarop de Portugeezen er verkeerden. Toch hadden er somtijds
minder aangename ontmoetingen plaats, waarvan het niet altjjd
gemakkelijk is de wäre schuldigen aan te wijzen. De Portugeezen
verkeerden nu eenmaal in het denkbeeid, dat de Javanen even
trouweloos als wreed waren, en het is zeer waarschijnlijk
dat in vele gevallen juist hunne ongegronde achterdocht en
beleedigende voorzorgen de oorzaak van het misverstand werden.
In 1523 zag Antonio de Pina zieh genoodzaakt de ver-
volging der Maleiers in de haven van Gresik te ontwijken.
Perzelfder tijd werd die plaats door Simaö de Sousa en Martina
Correa op hunne reis naar Banda aangedaan. Op zeke-
') De Barros, Dec. I I I , 1. V, c. 7.
2) Hageman, Ind. Arch. I. 2. 392.
ren dag kwamen, nog voor zonsopgang, zes Javaansche vaar-
tuigen bij Correa aan boord, drie aan deze en drie aan gene
zijde. Correa hield zieh overtuigd dat zij zijn schip wilden afloo-
pen en wees hen met kanonvuur af. Doch nu begonnen de
Javanen te klagen, dat de Portugeezen siecht bejegenden wie
hun mondkost kwamen brengen. Correa hield echter staande dat
de nacht geen geschikte tijd voor koopen en verkoopen was,
maar toen de zon was verrezen, liet hij zieh bewegen met die-
zelfde Javanen te handelen, ofschoon hij hun niet toeliet op zijn
schip te komen. Men heeft zeker wel eenigen grond om te beweren,
dat zoo de Javanen werkelijk kwade voornemens gekoesterd
hadden, zij hunne prauwen niet met koopwaren zouden beladen
hebben; doch in het licht der nu volgende gebeurtenissen beschouwd,
moet toch de achterdocht wel eenigszins gerechtvaardigd schijnen.
Nauwelijks toch hadden deze prauwen zieh verwijderd, of aan
Correa werd een brief gebracht van zekeren Manuel Botelho,
schrijver van een schip dat te Soerabaja lag, waarheen het van
Malakka ten handel was gekomen. Botelho gaf daarin kennis
dat hij van eene zijner slavinnen vernomen had, dat eenaanslag
gesmeed werd om de Portugeesche schepen te Gresik te over-
vallen, en weldra bleek maar al te zeer dat dit bericht niet uit
de lucht was gegrepen. Daar de Sousa en Correa na de bekomene
waarschuwing dadelijk naar Banda onder zeil waren gegaan,
koelde zieh de woede der Javanen aan Antonio de Pina, die
zieh juist met tien of twaalf zijner volgelingen aan wal bevond.
Allen werden afgemaakt en hun schip door de Javanen over-
meesterd, en Manuel Botelho zelf, die te Soerabaja niets kwaads
vermoedde, werd met de beide eigenaars van het schip en eenige
andere Portugeezen overvallen en omgebracht. Een aanval daarna
door de Javanen op het schip gedaan, werd echter afgeweerd
door de dapperheid der bemanning, die het vaartuig behouden te
Malakka bracht. Maar dat de gisting in de gemoederen der Javanen
bleef voortduren, ondervond nog in het volgende jaar Antonio
Pessoa, toen hij met eene met specerijen geladen jonk te Gresik
ten anker kwam. Ook hij werd van schip en leven beroofd, en
hetzelfde zou aan Bastiä Pegado zjjn overkomen, zoo hij zieh