
 
        
         
		leidelijke  opheflBng  van  de  rechtsmacht  der  Residenten,  met  de  
 bepaling,  dat  zij  als  voorzitters  der  Landraden  zooveel  mogelijk  
 door  rechtsgeleerden  zouden  vervangen  worden;  en  vooral  de bij  
 verschillende  ordonnantien  van  10  Sept.  1870  bepaalde  opheffing  
 van  den  bijzonderen  toestand  waarin  nog  altijd  de  Preanger  
 Regentschappen  gebleven  waren,  met  afschaflSng  van  het  recht  
 der  Regenten  tot  belastingheffing  en  willekeurige  beschikking  
 over  de  bevolking  en  van  de  wereldlijke  macht  hier  bij  uitzon-  
 dering  door  de  geestelijkheid  geoefend,  en  met  invoering van  de  
 landrente  en  andere  gewone  belastingen  en  van  dezelfde  regeling  
 der  koffiecultuur  als  in  de  overige  deelen  van  Java  bestond.  
 Intusschen  gaf  ook  deze  laatste  hervorming  weder  aanleiding tot  
 een  conflict  met  de  Vertegenwoordiging  in  Nederland,  daar  de  
 Eerste  Kamer  de  Indische  begrooting  verwierp  wegens de daarop  
 voor  de  hervorming  van  het  Preanger-stelsel  gebrachte  sommen.  
 De  aftreding  van  den  minister  de  Waal  en  de  optreding  van  
 den  heer  van  Bosse  als  zijn  opvolger,  die  echter  geene verande-  
 ring  in  den  geest  der  regeeringsmaatregelen  te  weeg  bracht,  
 was  hiervan  het  gevolg.  Aan  de  ontworpen Preanger hervorming  
 kon  dan  ook,  na  eene  körte  schorsing,  reeds  bij  eenige  ordonnantien  
 van  13  April  1871  het gewenschte gevolg gegeven worden. 
 De  Gouverneur-Generaal  Mijer,  die,  na  de  verandering  van  
 het  ministerie  in  1868,  zieh  naar  de  liberale  beginselen gevoegd  
 had,  droeg  den  l 8ten  Jan.  1872  het  bestuur  over  aan  zijn  opvolger, 
   Mr.  A.  Loudon,  die  den  25st™  Mei  een  algemeen  regle-  
 ment  op  het  lager  onderwijs  voor  Inlanders  uitvaardigde, waarbij  
 bepaald  werd  dat  dit  onderwijs  zou  worden  dienstbaar  gemaakt  
 aan  de  zedelijke  en  verstandelijke  vorming  der inlandsche jeugd,  
 zonder  dat  ook  de  lichamelijke  werd  uit  het  oog  verloren.  Ten  
 opzichte  van  den  godsdienst  moest  natuurlijk  de  Gouvernementsschool  
 neutraal  bljjven;  het  godsdienst-onderwijs  moest  aan  de  
 priesters  worden  overgelaten.  Een  Wetboek  van  Strafrecht  voor  
 de  Inlanders,  schier  geheel  volgens  Europeesche  begrippen  in-  
 gericht,  kon  den  6 ^   Mei  1872  worden  afgekondigd  ').  Eene 
 herziening  der  tariefwet,  op  voordracht  van  den  heer  Fransen  
 van  de  Putte,  die  inmiddels  weder  als  minister  was opgetreden,  
 den  17<te"  November  1873  tot  wet  verheven,  werd  in  Indië  in  
 Februari  1873  uitgevaardigd  en  ruimde  het  laatste  overblijfsel  
 der  differentiëele  rechten  op.  Een  zeer  ongelukkige  proeve  van  
 Indische  wetgeving  was  de  nieuwe  verordening  op  de  heffing  
 der  landrente  van  3  April  1872,  die,  in  het  streven  naar  het  
 bij  de  nog  in  Indië  aanwezige  toestanden  onbereikbaar  ideaal  
 eener  eenvormige  en  gelijkmatige  heffing,  moeielijkheden  op  
 moeielijkheden  stapelde  en,  in  weerwil  van  herhaalde  partiëele  
 herziening,  nog  altijd  niet  aan  het  oogmerk  beantwoordt. 
 Nog  eenmaal  werd  de  noodlottige  invloed  der  van  den  parle-  
 mentairen  regeeringsvorm  onafscheidelijke  ministeriëele  veran-  
 deringen  in Indië ondervonden,  toen zieh in  1874 eene,  ongetwijfeld  
 door  de  Regeering  aangemoedigde,  maar  toch  enkel  door  over-  
 tuiging  gewekte,  neiging  onder  de  Javanen  openbaarde,  om  
 het  communaal  grondbezit  in  individueel  te  converteeren.  In  
 Nederland  was  de  conservatieve  partij  weder  aan  het  bewind  
 geraakt,  en  ofschoon  de  nieuwe  minister,  Baron  van  Goltstein,  
 eene  zeer  gematigde  gedragslijn  volgde  en  zieh  van reactionnaire  
 maatregelen  vrij  hield,  kon  hjj  toch  niet  van  zieh verkrijgen den  
 vrijen  loop  te  laten  aan  eene  omwenteling  die  Java  eerlang  geheel  
 onder  den  invloed  der  economische  begrippen  zou  gebracht  
 hebben,  en  de  conservatieve  koloniale  politiek  van  haar  laatste  
 steunsel  dreigde  te  berooven.  Het  ingrijpen  der  Regeering  in  
 het  Moederland,  ofschoon  zieh  van  een  verbod  der  conversie  
 onthoudende,  bracht  de  beweging  grootendeels,  schoon  niet  geheel, 
   tot  staan,  maar  schijnt  de  voorname  reden  geweest  te  
 zijn,  waarom  de  heer  Loudon  zijn  ontslag  vroeg,  in wiens plaats  
 den  26sten  Maart  1875  de  tegenwoordige  landvoogd,  Mr.  J.  W.  
 van  Lansberge,  het  bestuur  over  Ned.-Indië  aanvaardde. 
 Het  is  mij  niet  mogelijk  geweest  de  hervormingen  der  laatste  
 jaren  met  eenige  volledigheid  te  schetsen;  ik  heb  mij  moeten  
 bepalen  tot  een  vluchtig  overzicht  der  voornaamste,  vooral  van  
 de  zoodanige  die  op  het  lot  der  Javanen  een  overwegenden  invloed  
 hadden.  Dit  vluchtig  overzicht  zal  intusschen  toereikend