
 
        
         
		was  echter  op  dat  oogenblik  geen  genoegzame  hoeveelheid peper  
 voor  de  lading  der  jonk  te  bekomen,  en  de  reizigers,  verplicht  
 hier  eenige  maandon  te  vertoeven,  om  het  günstige  seizoen voor  
 den  verderen  tocht  naar China  afte wachten,  waren  hunsondanks  
 getuigen  van  gewichtige  gebeurtenissen.  Toen  zij  namelijk  twee  
 maanden  in  deze  haven  vertoefd  hadden,  kwam  daar  eene  aan-  
 zienlijke  vrouw,  Njai  Pombaja  geheeten,  als  afgevaardigde  van  
 den  Pangeran van Demak aan zijn vazal den regent van Banten, om  
 hem  aan  te  zeggen,  dat  hij  zieh  moest  gereed  maken  om  binnen  
 anderhalve  maand  naar  Djapara  op  te  komen,  waar  men  zieh  
 tot  een  krjjgstocht  tegen  Pasoeroean  in  Java’s  Oosthoek, dat nog  
 steeds  in  handen  der  Siwaieten  was,  toerustte.  De  Bantensche  
 vorst  begaf  zieh  in  persoon  naar  het  schip  dier  vrouw  en bracht  
 haar met groote staatsie over naar-zij n hof om door zjjne gemalin ont-  
 haald  te  worden.  Mendez Pinto  merkt bij deze gelegenheid te recht  
 op ,  dat  op  Java  de  gewichtigste  onderhandelingen  doorgaans aan  
 deftige  en  bejaarde  vrouwen  werden  toevertrouwd.  Njai Pombaja  
 vertrok  weder,  zoodra  zij  hare  zending  volbracht  had,  en  de  
 vorst  rustte  zoo  spoedig  mogelijk  een  veertigtal  vaartuigen  uit,  
 beinand  met  7000  koppen,  waarbij  zieh  behalve  Mendez  Pinto  
 49  andere  Portugeezen  aansloten,  die  door  hunne  hulp  aan  den  
 vorst  günstige  voorwaarden  voor  hunnen  handel  hoopten  te  
 erlangen. 
 Den  vijfden  Januari  1546  vertrok  deze  vloot  van  Banten  en  
 bereikte  in  14  dagen  Djapara.  Hier  had  de  vorst  van  Demak,  
 volgens  de  geheel  ongeloofelijke  schatting  van onzen schrijver, een  
 leger  van  800,000  man  en  1700  *)  vaartuigen  bijeen.  De  regent  
 van  Panaroekan,  welk  landschap  dus  destijds  aan  Demak  moet  
 zijn onderworpen geweest2) , had  het bevel over de vloot;  de regent  
 van  Soenda  was  een  der  voornaamste  legerhoofden.  Maar de vorst  
 van  Demak  met  al  zijne  rijksgrooten  bevond  zieh  ook  zelf  bij  
 het  leger. 
 Pasoeroean  ligt  op  eenigen  afstand  van  het  strand  aan  eene  
 kleine  rivier,  die  bij  lagen  waterstand  wegens  ondiepte  en  de 
 bank  voor  hären  nauwen  mond  de  gemeenschap  met  de  reede  
 nauwelijks  toelaat  ’).  Bemerkende  dat  zij  voor  grootere  schepen  
 niet  bevaarbaar  was,  liet  de  vlootvoogd  de  troepen  aan  land zetten  
 en  alleen  de  kleinere vaartuigen tot aan de stad opvaren, om de  
 daar  liggende  prauwen  in  brand  te  steken.  De  belegeraars  waren  
 twee  dagen  bezig  met het opslaan van hun leger nabij de muren der  
 stad  en  het  opwerpen  van batterijen die zij met geschut beplantten.  
 De belegerden, hopende dat zij  afgemat zouden zjjn door den zwaren  
 arbeid,  drongen  bij  hun  vorst  aan  om  verlof  tot  het  doen van een  
 uitval,  en  deze, verheugd  over  dit bewijs  hunner  vastberadenheid  
 in  het  verdedigen  van  hun  geloof,  koos  uit  de  70,000  man  die  
 hij  onder  zijne  bevelen  had,  een  aantal  van  12,000,  die  hij  in  
 vier  gelijke  benden  verdeelde,  en  richtte  tot  hen eene toespraak,  
 terwijl  hij  hen  uit  een  gouden  beker  toedronk.  Hierdoor  steeg  
 de  geestdrift  tot  den  hoogsten graad en meest allen zalfden zieh met  
 minjak  mandi  ‘) ,  als  bewijs  dat  zij  zieh  den  dood wilden wijden.  
 Toen  nu  de  nacht  was  gevallen,  opende  men  vier  poorten  ,  en  
 uit  ieder  van  deze  stortte  zieh  eene  der  benden  met  de  grootste  
 woede  op  de  belegeraars.  In  minder  dan  een  uur lagen 12,000 a)  
 Javanen  verslagen,  en  het  getal  der  gewonden  was  nog  veel  
 grooter.  Onderscheidene  hoofden  en  grooten  waren  gevallen,  de  
 regent  van  Soenda  was  in  de  vlucht door drie  lanssteken  gewond,  
 en  de  vorst  van  Demak  zelf,  door  een  werpspies  getroffen, redde  
 te nauwernood al zwemmende zijn leven.  Na het geheele vijandeljjke  
 leger  in  wanorde  gebracht  te  hebben,  trokken  zieh  de  belegerden  
 bij  het  aanbreken  van  den  dag  met  een  verlies  van  900  
 dooden  en  twee  h  drie  duizend  gekwetsten  in  de  stad  terug. 
 De  vorst  van  Demak  was  woedend  over  het  geleden  verlies  
 en  wierp  de  schuld  op  gebrek  aan  waakzaamheid  van den regent  
 van  Soenda.  Nadat  hij  de  gewonden  had  doen  verzorgen  en  de 
 x)  Die  rivier  wordt  thans  de  Gembong, vaak  ook  de  rivier  van  Pasoeroean  genoemd;  
 van  den  naam  llicandureh  dien  zij  bij  Pinto  draagt,  kan  ik  geen  rekenschap  geven,  
 even  weinig  als  Valentijn  dit  kon,  IV.  I .  73.  Het  schijnt  dat  daarin  de  Maleische  
 woorden  ik a n   d o e r i ,   gedoornde  visch,  schuilen. 
 2)  Ik  lees  m a n d i  voor  m u n d i.  Minjak  beteekent  o l i e   en  mandi  k r a c h t i g ,b .  v.  
 van  een  genees-  of  toovermiddel.  Het  eigenlijk  doel  der  zalving  zal  wellicht  geweest  
 zijn  zieh  onkwetsbaar  te  maken. 
 3)  Volgens  een  andere  lezing  30,000.