
 
        
         
		over  Java,  om  zieh  zekerheid omtrent de werking van het cultuur-  
 stelsel  te  verschaffen,  en  het gevolg  daarvan was dat menige wijzi-  
 ging  werd aangebracht en sommige cultures, in streken die daarvoor  
 minder  geschikt  bleken,  werden  ingetrokken  of  beperkt  "). 
 Onder  de  belangnjke  maatregelen  door  Baud  gedurende  zijn  
 kortstondig  bestuur  genomen,  verdient  nog  de  nieuwe  regeling  
 der  opiumpacht  met  een  woord  vermeld  te  worden.  Sedert Raffles  
 was  het  eerst  een  belangnjke  verandering  daarin  gebracht, toen  
 in  1824 *)  de  Preanger  geheel  voor  den  invoer  en  het  debietvan  
 opium  gesloten  werden,  omdat  men  vreesde  dat,  zoo de  bevolking  
 zieh  daaraan  verslaafde,  zij  verleid  zou  worden  om  de  Gouvernements  
 koffie  te  verkoopen,  ten  einde  aan  die neiging te kunnen  
 voldoen  3). 
 Met  1°  Januari  1827  was  de  opiumpacht  aan  de  Handelmaat-  
 schappij  afgestaan.  Zij  betaalde  gedurende  het  eerste  driejarig  
 tijdvak  ruim  2 J ,  gedurende  het  tweede  3  millioen  ’s  jaars  
 aan  de  koloniale  kas  als  pachtschat  en  moest  bovendien  nog  een  
 zeker  bedrag  van. hare  zuivere  winst  uitkeeren.  In  1833  meende  
 echter  Baud  nog  grootere  voordeelen  voor  de  schatkist  uit  dit  
 middel  te  kunnen  verknjgen,  door  de  invoering  van  het  zooge-  
 naamde  tiban-  en  siramstelsel  4).  Daarbij  ging  hij  uit  van  het  
 denkbeeid  dat  men  door  de  ervaring  der  voorafgaande  jaren  vrij  
 wel  met  de  behoefte  bekend  was.  De  pacht  werd  in  een  aantal  
 grootere  of  kleinere  perceelen  aan  de  meestbiedenden  gegund,  
 met  dien  verstände,  dat  iedere  pachter  een  hoeveelheid  met  de  
 vooronderstelde  behoefte  van  zijn  pachtgebied  gelijkstaande,  als  
 tiban  of  vaste  verstrekking  moest  aannemen,  tegen  betaling  
 van  den  buitensporigen prijs van  / 1 0 0  per kati j terwijl hij, als het  
 bleek  dat  zijn  debiet  de  tiban  te  boven  ging,  het  meerdere,  onder  
 den  naam  van  siram  of  toegift,  doch  slechts  tot  een  zeker  
 maximum,  a  f   40.60  per  kati  van  het  Gouvernement  kon  be-  
 komen.  In  deze'regeling  zgn  tot  1855  geene  doortastende wijzi-  
 gingen  gebracht.  Alleen  heeft  men  er  steeds  naar gestreefd, door  
 herhaalde  wijziging  van  pnjzen  en  vorm van  verstrekking  tevens 
 *)  V.  Deventer,  I I .  620  vv.  a)  Stbl.  n°  44.- 
 3)  Band  in  Bijdr.  t.  d.  T.  L.  en  Vk.  v.  N.  I.  Dl.  I.  162.  *)  Stbl.  n°  74. 
 het  voordeel  der  schatkist  te  behartigen  en  het  gebruik  binnen  
 enge  grenzen  te  beperken.  Doch  de  overtuiging dat door smokkel-  
 handel  een  groote invoer  van  opium buiten  het Gouvernement om  
 plaats  had,  deed  in  1855  het  stelsel  omhelzen om  de verstrekking  
 van  zooveel  siram  tegen  inkoopsprijs  toe  te  staan,  als  de pachter  
 aantoonde  te  behoeven.  Men  werd  hierdoor  beter  bekend  met den  
 omvang  van  het  gebruik,  dat  inderdaad  verre  te  boven  gingwat  
 vroeger  aan  de  pachters  geleverd  was.  Daarom  besloot  men  in  
 1862  een  vast  maximum  te  bepalen. Wie den hQOgsten pachtschat  
 bood  zou  als  pachter  worden  aangenomen,  en  dan, mits blijvende  
 binnen  het  maximum,  tegen  den  inkoopsprijs  van  f   20  per  kati  
 zooveel  opium  van  het  Gouvernement verkrijgen als hij verlangde. 
 De  smokkelarij  verijdelde  echter  weder  geheel  het  doel  waar-  
 mede  het  maximum  bepaald  was,  en  deed  in  1870  den  Gouv.-  
 Gen.  Mjjer  tot  het  tiban-  en  siramstelsel  met  onbeperkte  siram-  
 verstrekking  terugkeeren.  Doch  toen  de  heer  Loudon,  die  als  
 minister  het  maximum-stelsel  gehuldigd  had,  met  17  Jan.  1872  
 als  landvoogd  was  opgetreden,  werd  voor  de  pacht  van  het  
 volgende  jaar  dat  systeem  hersteld,  met  aanmerkelijke  verhoo-  
 ging,  wel  is  waar,  van  het  maximum,  maar  met  zeer  strenge  
 maatregelen,  om  den  verboden  handel  tegen  te  gaan  !). 
 Doch  wij  moeten  tot  het  cultuurstelsel  terugkeeren,  het  alles  
 beheerschende  feit  in  Java’s  geschiedenis  sedert  1830,  welks  
 bloei  en  verval  haar  in  twee  in aard zeer verschillende tijdperken  
 verdeelen.  Tot  1848,  het  tijdstip  der  Grondwetsherziening in het  
 Moederland,  of  liever  tot  1850,  toen  zieh  de  invloed  der nieuwe  
 beginselen  duidelijker  begon  te  doen  voelen,  stond  de  eisch  van  
 geld,  en  steeds  meer  geld,  zoodanig  op  den  voorgrond,  dat  de  
 belangen  van  den  Javaan  daaraan  meedoogenloos  werden  opge-  
 oflferd.  Niettegenstaande  de  rijstcultuur  in  sommige  streken  door  
 het  gebruik  der  velden  voor  de  teelt van handelsproducten groote  
 schade  leed  *);  niettegenstaande  de  indigo-teelt,  bij  eene  wijze  
 van  bebouwing  die  de  kleine  zorgen  over  het  hoofd  zag  waar- 
 1  Zie  Baud,  t.  a,  p.  168  w .;  de  Louter,  Handl.  2e  druk,  170  vv. 
 2  Vgl.  D.  I .  516.