
 
        
         
		3000  man  werd  verdedigd,  verspreidde  dekomstder  Nederland-  
 sche  troepen  zooveel  schrik,  dat  de  Sultan  door  velen  zijner  
 Grooten  en  een  deel  van  het  leger  verlaten  werd.  Echter  sloeg  
 hij  de  hem  aangeboden  gelegenheid tot onderhandeling af, waarom  
 Daendels  den  21sten  November  den  kraton  binnendrong  en  zieh  
 van  den  Sultan  en  zijn  familie  verzekerde.  De  Rijksbestuurder  
 werd  door  een  krijgsraad  ter  dood  veroordeeld,  de  Sultan  naar  
 Amboina  gebannen.  Den  volgenden  dag  werd  het  Bantensche  
 rijk  tot  Nederlandsch  domein  verklaard;  het  Bataviasche  gebied  
 werd  vergroot  met een  stuk  gronds,  ten  westen  aan  het  regent-  
 schap  Tangeran  palende  en  zieh  uitstrekkende  tot  300  roeden  
 over  de  Tji  Mentjereh,  en  met  de  thans  in  de  afdeeling  Buiten-  
 zorg  begrepen  landen  van  Djasinga  en  Sadeng;  de  Lampongs  
 werden  onder  het  rechtstreeksch  beheer  van  het  Gouvernement  
 genomen,  en  het  overschot  van  het  Bantensche  rijk,  weinig  in  
 omvang  versehillende  van  de  tegenwoordige  residentie  Banten,  
 werd  gesteld  onder  den  Pangeran  Ratoe  of  Kroonprins,  onder  
 den  titel  van  Sultan  Aboe’l  Mofachir Mohammed Alioe’d-din II ‘).  
 Doch  ofschoon  deze  prins  den  Sultanstitel  behield,  was  hij  in  
 werkelijkheid  niet  veel  meer  dan  een  gewoon  regent.  Het  Gouvernement  
 nam  de  inkomsten  des  rijks  in  beheer  en  kende  aan  
 den  Sultan,  behalve  ongeveer  5000  realen  uit eenige kleine  mid-  
 delen,  een  vast  jaargeld  van  15000  realen  toe;  een  Europeesch  
 ambtenaar,  met  den  titel  van  Prefect,  zou  over hem gesteld zijn  
 en  zijn  zetel  vestigen  te  Serang;  de  teelt  van  koffie  en  peper  
 zou  onder  het  toezicht  van  Europeesche  opzieners  worden  uitge-  
 breid;  het  pandelingschap  werd  afgeschaft  en  het  fort de Diamant  
 zou  gesiecht  worden  om,  wegens  den  aldaar  gepleegden  moord,  
 tot  een  voorbeeld  van  straf  te  worden  gesteld 2). 
 Het  was  inderdaad  het  oogmerk  van  den  Landvoogd  het  ge-  
 heele  Bantensche  rijk  aan  de  Javaansche  vorsten  ten  voorbeeld  
 te  stellen,  ten  einde  de  indrukken  uit  te  wisschen  die  zij  in  de  
 laatste  jaren  van  onze  onmacht  ontvangen  hadden.  Doch  dit doel  
 werd,  zelfs  wat  Banten  betreft,  slechts  zeer  onvolkomenbereikt. 
 D  Over  den  eersten  Sultan  van  dien  naam  zie  boven,  bl.  511.  
 s)  Daendels,  Org.  Stnkk.  I I .  Bantam,  No.  4. 
 De  kust  van  Banten  werd gedurig  verontrust door  roovers  uit  de  
 Lampongs ,  en het binnenland  werd  onveilig  gemaakt  door velen,  
 die,  metdenieuwe  ordevan  zaken ontevreden, zieh in de bosschen  
 tot  rooverbenden  vereenigd  hadden.  Zelfs  de  jonge  vorst  werd  
 verdacht  onder  den  invloed  der  rustverstoorders  te  staan, waarom  
 Daendels  hem  in  Mei  1809  onder  de  voogdij  stelde  van  den  
 nieuwen,  door  hemzelven  benoemden  Rijksbestuurder  en  een  
 tweeden  Pangeran.  Doch  ook  dit  hielp  niet.  Men  vernam  zelfs  
 dat  de  Lampongsche  roovers  zieh  bij  Tji  Boengoer  aan de Peper-  
 baai  verschanst  hadden,  en  Daendels,  die  in  persoon  eene  expedite  
 tegen  deze  bende  aanvoerde,  moest,  tot  zijn groote spijt,  
 onverrichter  zake  aftrekken,  ofschoon  de  roovers  tegen  het einde  
 van  den  drogen  moeson  uit  eigen  bewegin g  die  plaats  weder  
 verlieten  !).  In  Augustus  1810  noopte  een  gerucht  dat  deEngel-  
 schen  een  aanval  op  de  werken  aan  de  Merakbaai  in  den  zin  
 hadden,  den  Landvoogd  om  zieh  weder  in  persoon  naar  Banten  
 te  begeven.  Inmiddels  waren  de  Machten  over  den  onrustigen  
 staat  des  lands  steeds  blijven  aanhouden.  De  rooverijen  duurden  
 voort  en  men  had  het  vooral  gemunt  op  het  leven  van  hen  die  
 de  partij  van  het  Nederlandsch  gezag  waren  toegedaan.  Yan  den  
 aanval  der  Engelschen  kwam  niets,  maar  Daendels  maakte  nu  
 van  zijn  aanwezen in  Banten  gebruik  om  zijne aandacht op nieuw  
 aan  de  zaken  van  dat  rijk  te  wijden. Hij besloot den  22sten Augus  
 tus  over  te  gaan  tot  verwijdering  van  den  Sultan,  wien Batavia  
 als  verblijfplaats  werd aangewezen,  en het Bantensche rijk te split-  
 sen.  De benedenlanden  werden onder  rechtstreeksch  Nederlandsch  
 bestuur  gebracht  en  verdeeld  in  de  regentschappen  Banten  en  
 Anjer.  Maar  ook  nu  nog  werd  het  nuttig  geacht  een  zweem van  
 de  macht  der  oude  Sultans  te  laten  bestaan.  Een  zoon  van  den  
 vermoorden  Sultan  Mochji’d-din  werd,  onder  den  naam  van Mohammed  
 ben  Sultan  Mochjfd-din  Zeinoe’ts-Tsalehin,  tot  Sultan  
 over  de  Bovenlanden  aangesteld  en  vestigde  zijn  zetel  tePande-  
 glang.  Aan  dezen  vorst  werden  al  de  inkomsten  van  zijn  gebied  
 toegekend,  behalve  die  uit  den  verkoop  van  opium;  daarentegen 
 1)  Engelhard,  Overzicht  150;  Mackay,  de  Handhaving  van  het  Enrop. gezag onder  
 Daendels.  18  v.